Mijn wetenschappelijk artikel kwam terug met een afwijzing. ‘De stijl van dit stuk is ongeschikt voor een academische verhandeling. Het leest als een populair-wetenschappelijke publicatie’, schreef de altijd strenge beoordelaar nummer 2. Nee, dat zou toch wat zijn zeg, dat een wetenschappelijke publicatie soepel leesbaar is. Moet je je voorstellen wat er dan allemaal mis zou gaan. Straks gaan mensen die artikelen nog voor hun plezier lezen. En waarom zouden beoordelaars van wetenschappelijke manuscripten zich überhaupt bemoeien met de stijl van de auteur? Zouden ze niet puur naar de inhoud moeten kijken?
Het lijkt erop dat sommige academici moeilijk kunnen geloven dat een vlot geschreven tekst inhoudelijk net zo sterk kan zijn als een taai artikel. De Vlaamse schrijver Bart Van Loo kreeg het onlangs aan de stok met vakhistorici die zijn boek De Bourgondiërs afkraakten. In een vlammend artikel betoogt hij: ‘Het is niet omdat je je verhaal kruidt met saillante details en humor, of omdat je inzet op narratieve schwung, dat de kern van je inhoud wordt aangetast. Het maakt wel dat meer lezers tot bij die inhoud raken.’
Nu had ik bij mijn wetenschappelijke artikel niet eens humor of narratieve schwung ingezet, ik wilde het namelijk graag gepubliceerd krijgen. Desondanks overwoog ik om beoordelaar nummer twee dit citaat in een sarcastische mail toe te zenden. Ik deed het niet, want ik wilde dat stuk namelijk graag alsnog gepubliceerd krijgen.
Deze week las ik een goede manier om met dit soort frustraties om te gaan op de blog van auteur Rob van Essen. Hij schreef: ‘In een eerdere versie van dit stuk werden sommige recensenten op sarcastische en soms ronduit kwetsende wijze op hun nummer gezet. Al die fragmenten heb ik eruit gehaald. Ik heb ze wel bewaard, want je weet maar nooit; ze hangen aan de binnenkant van de deur van het keukenkastje waarin we de glazen bewaren die tegen een stootje kunnen.’
Van Essen maakt zich in die blog boos over recensenten die romans met Netflix vergelijken en daarmee insinueren dat die romans niet echt literair zijn. Zo schreef Onno Blom onlangs in de Volkskrant: ‘In haar kloeke tweede roman Ik ben er niet hanteert Lize Spit alle trucs van een bingewatchwaardige Netflix-serie.’ Klein detail: Van Essen en Spit hebben een relatie, ze delen dat keukenkastje vol met sneren naar recensenten.
Maar Van Essen zag de vergelijking ook in recensies van een andere roman, en toevallig hoorde ik hem vorige week ook bij mijn leesclub. De vergelijking heeft hetzelfde dedain voor toegankelijkheid dat ook in de wetenschap voorkomt. Stel je voor dat lezers een boek willen binge-lezen, dat ze er in meegezogen worden als in een spannende serie. Straks gaan mensen die boeken nog voor hun plezier lezen. Bovendien: waarom zou een boek niet tegelijk meeslepend én literair kunnen zijn?
Nu fantaseer ik over de volgende stap: wetenschappelijke verhandelingen die lezen als een Netflix-serie. Maar ik ga ze niet schrijven, want ik moet mijn artikelen langs beoordelaar nummer twee zien te krijgen.
Deze column verscheen op 12 februari 2021 in de Volkskrant.