Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • In Ionica Smeets’ boekenkast staat Tonke Dragt naast Anjet Daanje; op haar nachtkastje ligt Jaap Robbens kinderpoëziebundel onder de gedichten van Wisława Szymborska. Jeugdliteratuur alleen voor kinderen? Nee hoor: veel volwassenen zouden baat hebben bij het lezen van kinderboeken.

    Laatst vertelde ik een vriend enthousiast over het kinderboek Het spel van Westing van Ellen Raskin, de beste detective die ik in tijden had gelezen. ‘Ben je daar niet een beetje te oud voor?’, gniffelde hij. Hij bleek geheel ten onrechte te denken dat er een maximumleeftijd bestaat voor kinderboeken. Glimlachend raadde ik hem These Precious Days van Ann Patchett aan, een heel volwassen essaybundel van de auteur die in 2020 finalist was voor de prestigieuze Pulitzerprijs. In één van haar essays beschrijft Patchett hoe zij de jeugdliteratuur herontdekte.

    Het essay begint als een vriendin aan Patchett vraagt of zij een compliment kan doorgeven aan collega-auteur Kate DiCamillo. Die vriendin heeft net het jeugdboek De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane uitgelezen met haar zoon en vertelt Patchett dat het boek van hun betere mensen heeft gemaakt. ‘Wil je dat aan Kate DiCamillo vertellen?’ Patchett heeft zelf nooit iets gelezen van DiCamillo. Zij had geen kinderen en het was nooit bij haar opgekomen om kinderboeken te lezen. ‘Ik was een eikel’, concludeert ze.

    Patchett zoekt De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane en leest het boek dezelfde avond uit. Ze schrijft: ‘En, nou ja, het veranderde mijn leven. Ik kon me niet herinneren wanneer ik zo’n perfecte roman had gelezen. Het maakte me niet uit voor welke leeftijd het geschreven was. (…) Deze prachtige wereld was al die tijd al toegankelijk voor me geweest, maar ik had nooit de moeite genomen om de sleutels van het koninkrijk te pakken.’

    Beeld van Querido

    Zelf ben ik nooit op het idee gekomen om de poort naar de jeugdliteratuur achter me te sluiten. Als scholier en student had ik een bijbaantje in de bibliotheek. Elke week liep ik rond op de jeugdafdeling, zette boeken netjes terug in de kast en hielp kinderen met het uitkiezen van een boek. Vanzelfsprekend hield ik bij welke jeugdboeken er verschenen, welke boeken prijzen kregen en welke boeken kinderen graag lazen. En nog steeds lees ik graag jeugdboeken, zowel romans als poëzie, en ook non-fictie. In mijn boekenkast staat Tonke Dragt vlakbij Anjet Daanje. Op mijn nachtkastje ligt Jaap Robbens kinderpoëziebundel Heel de wereld wordt wakker onder de verzamelde gedichten van Wisława Szymborska. En de dierenboeken van Bibi Dumon Tak staan op dezelfde plank als de zware non-fictie over kwan­tum­me­cha­ni­ca.

    Laat je hart stampen

    Hoe overtuig ik vrienden die net als Patchett denken dat kinderboeken alleen voor kinderen zijn? En die zo allerlei prachtige jeugdliteratuur mislopen? Katherine Rundell, kinderboekenauteur en literatuurwetenschapper aan Oxford, publiceerde in 2019 een boekje met de titel Waarom je kinderboeken moet lezen, zelfs al ben je oud en wijs. (Grappig genoeg dacht ik na het lezen hiervan dat Rundell zelf minstens 70 was, qua oud en wijs. Ze blijkt 32 te zijn geweest toen ze het schreef.)

    Beeld van Luitingh-Sijthoff

    Rundell kijkt naar de geschiedenis van de jeugdliteratuur en legt uit dat sprookjes nooit alleen voor kinderen waren bedoeld. Overal ter wereld vertellen mensen elkaar verhalen met dezelfde basisingrediënten, zoals pratende dieren, boze stiefmoeders en lieve peettantes die hoop bieden. ‘Die geest van heldhaftig optimisme – met bloed bevlekt en naar adem snakkend optimisme, maar wel optimisme – is het levensprincipe in hoofdletters’, aldus Rundell. En ze betoogt dat jeugdliteratuur is waar je moet zijn ‘als je ontzag, honger en verlangen naar gerechtigheid wilt voelen (…) om het oude strijdrossenhart weer vurig te laten stampen in zijn box.’ En ik dacht: ja, dat is zo waar.

    Vind je leesplezier terug

    Rundell voert nog veel meer goede argumenten aan om als volwassene jeugdboeken te lezen. Het mooiste is misschien wel dat die boeken je kunnen helpen om het vergeten leesplezier weer terug te vinden. ‘Het volwassen leven zit vol vergeten; de meeste mensen die ik ooit heb ontmoet ben ik vergeten; de meeste boeken die ik heb gelezen, ben ik vergeten, zelfs de boeken die me voorgoed hebben veranderd; ik ben mijn meeste momenten van plotseling inzicht vergeten. En verschillende keren in mijn leven ben ik vergeten hoe ik moest lezen: hoe ik mijn scepsis en gewoonten opzij moest zetten en me aan het boek moest overleveren. Met het risico dat ik als een krankzinnige optimist klink: fictie voor kinderen kan je opnieuw leren hoe je ontvankelijk moet lezen.’

    Ik dacht terug aan hoe ik als 9-jarige terugkwam van de bibliotheek met vier nieuwe boeken en niet kon kiezen welke ik als eerste zou lezen. Aan hoe ik uren op een hoek van de bank zat met het boek dat ik koos. Hoe ik lopend op straat doorlas omdat ik wilde weten hoe het verder ging.

    Nu staan er letterlijk honderden ongelezen boeken in mijn kast en op mijn e-reader en voelt het lezen van al die boeken als iets dat ook nog moet. En dan moet je bij actuele volwassen literatuur vaak ook nog een mening vormen, zodat je er op feestjes iets verstandigs over kunt zeggen.

    Herlees waar je van houdt

    De Amerikaanse Robin Sloan, volgens Wired ‘tech world’s greatest living novelist’, vraagt zich in zijn essay Fish af wat het betekent om van iets te houden, in een tijd waarin we op internet worden overspoeld door dingen die we ‘leuk’ moeten vinden. Hij vermoedt dat het belangrijk is dat je terugkeert naar de dingen waar je echt van houdt. Je lievelingsfilms herkijk je, je favoriete boeken herlees je.

    Bij het herlezen van kinderboeken uit je jeugd, heb je soms twee leeservaringen tegelijk. Je leest het boek nu als volwassene, met al je bagage en kennis – en tegelijk komt in flarden terug hoe je het boek jaren terug hebt beleefd toen je nog jong was. Sommige boeken die ik als kind geweldig vond, wil ik niet herlezen omdat ik vrij zeker weet dat ik ze nu vreselijk zal vinden. Andere boeken blijven daarentegen moeiteloos overeind en herlezen is een daad van liefde.

    Beeld van Leopold

    Toen ik Tonke Dragts De torens van februari herlas, bleek dat nog steeds even magisch. Bovendien wist ik weer precies hoe ik als 12-jarige werd meegezogen in het verhaal. En hoe ik op 29 februari 1992 vurig hoopte dat ik door het juiste woord te zeggen naar een parallelle wereld zou kunnen verdwijnen.

    Bij het herlezen van Koning van Katoren van Jan Terlouw, herinnerde ik me ineens dat ik als kind fantaseerde over hoe ik net als Stach zeven onmogelijke opdrachten moest uitvoeren. Als volwassene zag ik ook de diepere lagen – en dat de vrouwen er in dit boek wel heel schamel vanaf komen. Het boek voelde daardoor toch een beetje gedateerd.

    Beeld van Lemniscaat

    De jeugd van tegenwoordig

    Bibi Dumon Tak trok in 2021 in haar Albert Verwey-lezing fel van leer tegen volwassenen die bij kinderen komen aansjouwen met boeken die minstens een halve eeuw oud zijn, zoals Koning van KatorenDik Trom of ‘Wipneus en dat rotvriendje Pim’. Dumon Tak vergelijkt het met bij de verjaardag van je nichtje aankomen met cadeautjes als een tol, een punnikpaddenstoel of een viewmaster. En ze legt het verband tussen volwassenen die niet op de hoogte zijn van moderne jeugdliteratuur en onze jeugd die steeds minder (goed) leest. Laat kinderen boeken van nu lezen met actuele thema’s, dát zijn de boeken die de huidige kinderharten sneller laten kloppen.

    Dit biedt een goed argument om moderne jeugdboeken te lezen voor ouders, docenten en eigenlijk iedereen die wel eens in de buurt van een kind komt: zorg dat je weet welke boeken je ze kunt aanraden. Ook voor mijn stoere dochter was Koning van Katoren nog steeds spannend, maar ze genoot nog meer van Janneke Schotvelds Avonturen van de dappere ridster waarin de ridster uit de titel het druk heeft met het redden van allerlei mannen in nood. Eat that, Stach.

    En andersom kunnen recente jeugdboeken je ook helpen om te begrijpen wat de jeugd van tegenwoordig bezighoudt. Een puber raadde mij aan haar lievelingsboek The Hate U Give van Angie Thomas te lezen, om meer te begrijpen van de Black Lives Matter-beweging. En qua non-fictie lees ik bijvoorbeeld graag wat Marc ter Horst schrijft over aarde, natuur en klimaat – helder, feitelijk en met optimisme (‘Met bloed bevlekt en naar adem snakkend optimisme’, zou Katherine Rundell zeggen).

    Beeld van HarperCollins

    Het is kunst

    Terwijl ik bezig ben met dit artikel, bots ik op een feestje toevallig op tegen Pjotr van Lenteren op, die voor deze krant schrijft over jeugdliteratuur. Ik vraag hem waarom hij denkt dat volwassenen jeugdboeken zouden moeten lezen. Er valt een pijnlijke stilte. ‘Ik weet helemaal niet of ik vind dat volwassenen jeugdboeken moeten lezen.’ Van Lenteren legt uit dat hij het belangrijk vindt dat jeugdboeken echt voor kinderen gemaakt worden en niet stiekem voor volwassenen.

    Hij heeft zich jaren boos heeft gemaakt over jury’s die literaire jeugdboeken bekroonden die alleen voor een heel kleine groep kinderen leuk waren en over auteurs die het artistieke gehalte van hun werk belangrijker achtten dan wat kinderen van hun boeken vonden.

    Een terechte zorg, volwassenen zijn te gast in het koninkrijk van de jeugdliteratuur, zij bepalen er niet de wetten. Als ze dat willen, moeten ze maar lekker een polemiek beginnen over de vraag of Lale Gül nu wel of niet literatuur maakt of over wie van de gebroeders Reve nu de beste schrijver was.

    Maar als ik lang genoeg hoopvol naast Van Lenteren blijf staan, geeft hij me toch nog een laatste argument om als volwassene jeugdboeken te lezen: ‘Bij literatuur voor volwassenen moet je vaak veel weten over de context van het boek: in welke tijd leefde de auteur, in welke cultuur, bij welke stroming hoorde die? Je hebt achtergrondkennis nodig om een boek goed te plaatsen. Jeugdliteratuur is doorgaans te begrijpen zónder dat je enige context kent. De boeken zijn geschreven voor lezers met weinig leeservaring, maar weten toch iets over te brengen dat het uitleggen en opvoeden ver achter zich laat. Kunst dus.’

    En daar ben je nooit te oud voor.

    Drie recente lievelingsjeugdboeken

    Ellen Raskin: Het spel van Westing

    Beeld van Nieuwezijds

    De excentrieke miljonair Sam Westing overlijdt en zestien potentiële erfgenamen worden bij elkaar geroepen. Hij blijkt vermoord! Door een van hen! De erfgenamen krijgen aanwijzingen en moeten in duo’s proberen uit te zoeken wie de dader is. De eerste die het raadsel oplost, krijgt het fortuin van Westing. Alles aan dit boek is geweldig, met heerlijke personages en een plot waar Agatha Christie een puntje aan zou kunnen zuigen. Ik ontdekte dit Amerikaanse kinderboek een paar jaar terug en heb net zo lang gezeurd over hoe jammer het was dat er geen Nederlandse vertaling bestond tot ik Dirk-Jan Arensman zo gek kreeg om het te vertalen. De Nederlandse versie is net verschenen.

    Jaap Robben: Heel de wereld wordt wakker – Het beste van de moderne kinderpoëzie in 333 gedichten

    Beeld van Gottmer

    Voor deze bundel uit 2022 koos Jaap Robben gedichten die zijn verschenen na 1990. Het boek is verdeeld in vier delen, die niet per leeftijd geordend zijn, maar van toegankelijk (je leerde lezen, letter | woord | gedicht) tot abstracter (woorden die elke afstand kleiner kunnen maken). Robben maakte een verrassende selectie en plaatst gedichten zo bij elkaar dat ze naar elkaar lijken te knipogen. Soms zijn de gedichten grappig, zoals zoek de beer in het bos van Wim Hofman en soms zijn ze om heel stil van te worden, zoals Wat je moet doen als je moeder huilt van Edward van de VendelEn dan maakte Sebastiaan Van Doninck ook nog werkelijk prachtige illustraties bij elk gedicht. Dit boek geef ik graag cadeau aan vrienden, ook als ze geen kinderen hebben.

    Bibi Dumon Tak: Vandaag houd ik mijn spreekbeurt over de anaconda

    Beeld van Querido

    Dumon Tak kwam op het jaloersmakend goede idee om een compleet boek te schrijven in de vorm van spreekbeurten over dieren. En dan worden die spreekbeurten over dieren ook nog eens gegeven door andere dieren. Dumon Tak weet elk dier een eigen stem en karakter te geven en op de tekeningen van Annemarie van Haeringen zie je ze staan met hun spiekbriefje. De vroedmeesterpad die alles heel precies uitlegt, de kerkuil die de orde in de klas probeert te houden, de zenuwachtige heremietkreeft, de vos die steeds vraagt naar meer bloederige details en de regenworm die zijn spreekbeurt over de anaconda houdt omdat hij daar best een beetje op lijkt. Het boek verscheen in 2022.

    Voor wie nog veel meer aanraders wil: De luisteraars van De Grote Vriendelijke Podcast kiezen elk jaar een top-100 van kinderboeken, die een mooie mix vormt van klassiekers en actuele titels.

    Dit artikel verscheen op 2 augustus in de Volkskrant.


  • Deze rubriek begon vorig jaar als een zesweeks experiment tijdens de zomerperiode. Het was unaniem een belachelijk groot succes. Inmiddels zijn we 595 ingestuurde vragen en 46 afleveringen verder. Na deze week neem ik een zesweekse zomerpauze, maar daarna keert de rubriek weer uitgerust terug. Vragen blijven zoals altijd welkom op ionica@volkskrant.nl. Nu ga ik met de bezemwagen langs om vijf vragen kort te beantwoorden.


    Wat is de ideale viercijferige pincode om het kraken zo lang mogelijk te laten duren? – Floor Hoogendoorn

    Op zichzelf is elke zelfgekozen pincode even makkelijk te kraken, maar slimme criminelen zullen eerst pincodes proberen die vaak gekozen worden: verjaardagen, postcodes en mooie patronen. Neem dus een onvoorspelbare code. In 2012 bleek uit gelekte data dat een schokkende 11 procent van de mensen als pincode kiest voor 1234. De minst gekozen pincode was 8068. Maar ja, sindsdien zullen veel mensen die juist daarom hebben gekozen.

    Wat is het minste aantal cijfers van een klassieke sudoku om één unieke oplossing van deze puzzel te vinden? – Diverse lezers

    17.

    In een brillenzaak krijg je 40 procent korting op een tweede en volgende bril. Die korting wordt gegeven op de goedkoopste bril(len). Samen met een vriendin wil ik van de aanbieding gebruikmaken. Wat is de beste manier om de korting te verdelen als de ene bril duurder is dan de andere of als er drie brillen worden gekocht? – Nancy Slemmer

    Als jullie allebei één bril kopen, dan lijkt het me eerlijk om de korting 50/50 te delen – ongeacht hoe duur de respectievelijke brillen zijn. Bij één losse bril krijgen jullie immers allebei helemaal geen korting. Maar als de één twee brillen koopt en de ander één, dan ligt het aan de prijzen van de brillen wat eerlijk is. Stel dat de een twee brillen van 800 euro koopt en de ander er één van 600, dan krijgen jullie samen 320 plus 240 oftewel 560 euro korting. Als je die korting eerlijk deelt, kom je op 280 euro per persoon. Maar de eerste vriendin had 320 euro korting gekregen als ze alleen naar de winkel was gegaan voor die twee brillen. De tweede vriendin zou als ze alleen was gegaan helemaal geen korting krijgen, dus waar heeft die dan recht op? Volgens de speltheorie zou zij al blij moeten zijn met 1 euro korting, maar ik vrees dat er vriendschappen om minder zijn gesneuveld.

    Twee tot de macht vier staat gelijk aan vier tot de macht twee, ofwel 24 = 42. Bestaan er meer spiegeltjes xy = yx? – Joep

    Zeker, bijvoorbeeld x=9/4 en y=27/8. Er bestaat zelfs een oneindige reeks duo’s van breuken die zo’n leuk spiegeltje vormen, maar 2 en 4 zijn de enige gehele getallen waarbij dit werkt.

    Stel dat iedereen op de wereld opeens nooit meer niest. Hoelang zou het duren voordat je dat door zou hebben? – Fenna en Simon

    Ik heb geen idee, maar ik vind dit een heerlijke vraag en hoop dat alle Volkskrantlezers hier deze zomer filosofische discussies over zullen voeren.

    Deze column verscheen op 5 juli 2024 in de Volkskrant.

    Nieuwe adviesvragen zijn van harte welkom. Liefst persoonlijke vragen die op het eerste gezicht he-le-maal niets met wiskunde te maken hebben. U kunt ze insturen via ionica@volkskrant.nl.

    Lees hier ook de andere columns van de reeks.

  • Dag Ionica,

    Ooit vertelde Robbert Dijkgraaf dat hij in zijn tijd op Princeton op dezelfde piano speelde als Albert Einstein. Toen ik aan een vriend vertelde dat ik kippenvel kreeg van deze gedachte, begon mijn vriend over de theorie dat je maximaal zeven handdrukken verwijderd bent van elke andere wereldburger. Ik snap dat daar een exponentiële factor speelt, net als bij de corona-contactonderzoeken die al snel in een onoverzichtelijk web ontaardden. Zou u daar eens uw licht over kunnen laten schijnen?

    Ab Vermeeren, wereldburger

    Beste Ab Vermeeren,

    Het idee dat iedereen op de wereld slechts zes (of zeven, daar wil ik vanaf zijn) handdrukken van je verwijderd is, heet ook wel het kleinewereldeffect. Bij elke handdruk die je verder van jezelf af gaat, groeit het aantal mensen waarmee je verbonden bent inderdaad exponentieel.

    Als u duizend mensen de hand heeft geschud en die ook elk weer duizend, dan zit u daarmee al op een miljoen mensen op twee handdrukken afstand. Nog een handdruk verder en u zit op een miljard en nog eentje verder bereikt u de hele wereldbevolking. Alleen is er één probleem bij deze telling: de duizend mensen die u de hand heeft geschud, leveren helemaal niet een miljoen nieuwe mensen op. Er zal flink wat overlap zijn. Om het kleinewereldeffect te bestuderen is het daarom niet alleen belangrijk om te kijken naar hoeveel connecties mensen hebben, maar ook naar welke patronen die connecties volgen.

    In 1998 beschreven wiskundigen Duncan Watts en Steven Strogatz in wetenschappelijk tijdschrift Nature voor het eerst de structuur van kleinewereldnetwerken. Ze laten zien dat dit soort netwerken een middenweg vormen tussen een regelmatige structuur en volkomen willekeur.

    De wiskundigen kijken naar een netwerk tussen punten die netjes in een kring liggen – en nemen voor het complete netwerk steeds in totaal hetzelfde aantal verbindingen. Bij de regelmatige structuur is elke punt verbonden met de vier dichtstbij liggende punten, een keurig patroon. Bij totale willekeur is het, zoals de naam al aangeeft, totaal willekeurig.

    Sommige punten hebben tien verbindingen, anderen maar één en het netwerk loopt kriskras door elkaar. Daartussenin bevinden zich kleine-wereld-netwerken. De meeste punten zijn verbonden met de vier dichtstbij liggende punten, maar af en toe gaat er ineens een lijntje dwars naar de overkant. Watts en Strogatz lieten zien dat je in dit soort netwerken veel sneller van punt naar punt komt dan in regelmatige of willekeurige netwerken (en dat ziekten zich dus supersnel kunnen verspreiden in dit soort kleinewereldnetwerken, waarvan akte.)

    Zo’n mix van de meeste connecties dichtbij plus een paar willekeurige verbindingen met mensen verder weg is precies de structuur van sociale netwerken. De meeste mensen die ik de hand heb geschud, staan dicht bij me: familie, vrienden, collega’s. Maar af en toe leer je iemand uit een heel andere wereld kennen en ben je vervolgens slechts twee handdrukken verwijderd van iedereen in hun lokale bubbel.

    En heel soms krijg je een handdruk van iemand die héél veel mensen de hand heeft geschud. Zo schudde ik deze week de hand van koningin Máxima en nu ben ik ineens twee handdrukken verwijderd van Barack Obama, keizer Naruhito en de vele duizenden mensen die zij over de hele wereld de hand geschud heeft. En iedereen die hen de hand heeft geschud, is drie handdrukken bij mij vandaan. En iedereen die mij de hand heeft geschud daar dan weer vier handdrukken vandaan. Ik krijg toch een beetje kippenvel van deze gedachte.

    Deze column verscheen op 28 juni 2024 in de Volkskrant.

    Nieuwe adviesvragen zijn van harte welkom. Liefst persoonlijke vragen die op het eerste gezicht he-le-maal niets met wiskunde te maken hebben. U kunt ze insturen via ionica@volkskrant.nl.

    Lees hier ook de andere columns van de reeks.

  • Dag Ionica,
    Ik herinner me vaag een raadsel. Stel, je neemt een tennisbal en bindt daar een koord omheen. Aan dat koord bind je een koord van 1 meter en je legt dat nieuwe koord opnieuw om die tennisbal. Het koord is nu te ruim geworden voor deze tennisbal. Overal zit een extra ruimte van ongeveer 16 centimeter.
    Nu doe je dit voor de aarde en je legt er een koord van 40 duizend kilometer omheen. Dan bind je aan dit koord weer een stuk van 1 meter. Ook nu is het nieuwe koord weer te ruim geworden voor de aarde. De grap is dat het verschil wederom overal 16 centimeter bedraagt. Toentertijd liet ik me overtuigen door een formule die ik niet kon vatten. Ik kan het nu niet meer uitleggen/geloven. Herken jij dit raadsel?
    Peter Klijsen

    Beste Peter Klijsen,

    Een tijdje terug stelde informaticus Stefan Bohacek een aardige vraag op Mastodon: ‘Wat is iets dat je hebt gemaakt dat onverwacht populair werd?’ Wiskundige K.P. Hart antwoordde: ‘Een touwtje om de aarde’, met een link naar zijn artikel dat begint met het raadsel dat u noemt. Dit probleem is een van de evergreens van de populaire wiskunde. (Overigens reageerde sterrenkundige Heino Falcke op dezelfde vraag met ‘Een foto van een zwart gat’. Er is altijd baas boven baas.)

    Uw geheugen klopt. Hopelijk lukt het om deze keer de formule te vatten. Bij een bol met een straal R is het touw eromheen in eerste instantie 2πR meter lang. Nu is de vraag wat de straal is van de cirkel als het touw 1 meter langer wordt. U zoekt R’ zodat 2πR’ = 2πR +1. Om het artikel van K.P. Hart te citeren: ‘Dat is heel makkelijk: R’ = R + 1/(2π) ≈ R + 0,16. De berekening laat zien dat de waarde van R er niet toe doet: als de omtrek van een willekeurige cirkel één meter langer wordt gemaakt, wordt de straal bijna 16 centimeter langer.’

    Hart gaat in zijn stuk nog verder: stel nu dat we het touw om de aarde alleen aan de Noordpool optillen en strak trekken – alsof we de aarde met het touw aan een spijker ophangen, hoe hoog komt het hoogste punt dan? Hiervoor is wat ingewikkeldere wiskunde nodig, zoek ‘Touwtje om de aarde’ van K.P. Hart voor de uitleg en het antwoord.

    Deze week nam K.P. Hart na bijna 37 jaar afscheid van de Technische Universiteit Delft. Toen ik wiskunde studeerde, volgde ik zijn geweldige colleges – met als hoogtepunt het keuzevak topologie dat eigenlijk niet gegeven werd dat jaar. Samen met één andere student kreeg ik wekelijks privécollege. Afgelopen donderdag vertelde ik op K.P.’s afscheidssymposium over wat ik van hem heb geleerd (ik mag inmiddels K.P. zeggen).

    Over dat touwtje om de aarde, over wat het betekent om een goede docent te zijn en over hoe je daarbij je eigen stijl kunt laten zien. En over hoe er een grote kloof is tussen wat ‘we’ als professionele wiskundigen wel en niet weten en tussen wat anderen denken dat we wel en niet weten. En ik zeg we, want toen ik een tijdje terug bezorgd aan K.P. vroeg of ik me als hoogleraar wetenschapscommunicatie met vooral managementtaken nog wel wiskundige mocht noemen, zei hij grinnikend: ’Je kunt het meisje wel uit de wiskunde halen, maar de wiskunde niet uit het meisje.’

    Deze column verscheen op 21 juni 2024 in de Volkskrant.

    Nieuwe adviesvragen zijn van harte welkom. Liefst persoonlijke vragen die op het eerste gezicht he-le-maal niets met wiskunde te maken hebben. U kunt ze insturen via ionica@volkskrant.nl.

    Lees hier ook de andere columns van de reeks.