Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Toen Arjen Lubach het eerste seizoen van tv-quiz De Slimste Mens won, zat ik me steeds een tikje te verbijten als hij ergens werd aangekondigd als “slimste mens”. Zo’n quizje draaide om feitenkennis, dat heeft weinig met slimheid te maken. “Laat die Lubach eerst maar eens een proefschrift over getaltheorie schrijven”, mopperde ik bij mezelf.

    Nadat ik zelf meedeed aan het vorige seizoen van De Slimste Mens dacht ik daar iets genuanceerder over. Toen ik me voorbereidde, ontdekte ik namelijk dat tactiek bij deze quiz minstens zo belangrijk is als het oplepelen van allerlei feitjes. Ten eerste moet je snel kunnen filteren welke informatie relevant is. Als je steekwoorden moet geven bij Plato, dan heeft het weinig zin om de titels van zijn werken op te sommen. In plaats daarvan roep je Griek, oudheid en filosoof.

    clock-577753_1920

    Ten tweede loont het om van tevoren uit te zoeken in welke ronden de meeste punten te halen zijn en vooral daar je best te doen. Veel kandidaten onderwaarderen bijvoorbeeld de puzzelronde. Dit soort analyses zijn overigens handig bij allerlei spelletjes. De meest winstgevende straat bij Monopoly is bijvoorbeeld Vreeburg, Utrecht. Bij galgje kun je naast de voor de hand liggende e het beste even proberen of er een r in het woord zit. En bij Mijnenveger heb je de meeste kans om te winnen als je bij je eerste zet in een hoekje klikt.

    Bij De Slimste Mens draaien de meeste tactieken om de finale. Twee spelers nemen het tegen elkaar op met elk een aantal seconden op de klok. Degene die onderaan staat, mag beginnen en krijgt als vraag “Wat weet je van…?” en moet vijf steekwoorden noemen. Tijdens het nadenken tikken je eigen seconden af, maar voor elk goed antwoord speel je twintig seconden bij de ander weg. Zodra een speler de nul seconden bereikt, heeft hij verloren.

    Het is eenvoudig te zien dat de finale gevaarlijk wordt zodra je minder dan honderd seconden hebt, dan kan de ander je in één vraag wegspelen. Als allebei de spelers in die gevarenzone zitten, dan laten ze vaak tactisch wat van hun tijd weglopen om bij de volgende beurt onderaan te staan en te mogen beginnen. Deze tactiek zie je ook dit seizoen van De Slimste Mens weer bijna dagelijks voorbij komen, maar er valt meer te beredeneren. Veel spelers passen te snel, omdat stiltes lang lijken en het eng is om de tijd te zien wegtikken. Maar één goed antwoord levert zoveel op, dat langer nadenken loont. Bovendien maakt het weinig uit of je past bij 36 of 21 seconden: in allebei de gevallen heeft je tegenstander aan twee goede antwoorden genoeg om je eruit te spelen.

    De mooiste tip kreeg ik van Diederik Jekel: als alles in de finale hopeloos lijkt en je bijna geen tijd meer hebt, laat dan je klok teruglopen tot twee seconden. Geen enkele malloot zal daar onder kruipen. Ik belandde afgelopen zomer in die situatie en stopte strak op twee seconden. Mijn tegenstander liet haar tijd teruglopen tot 27 seconden en ik had dus twee goede antwoorden nodig om te winnen; in twee seconden. De vraag was “Wat weet je van Janet Jackson?” en daar riep ik als ware intellectueel: “zangeres, zus van Michael Jackson, …” en ik mocht door naar de volgende aflevering. Zo zie je maar dat stom geluk het uiteindelijk wint van feitenkennis en slimheid.

    Dit bericht verscheen op 3 januari 2015 in de Volkskrant.

  • De groeicurve is een probaat middel om jonge ouders de stuipen op het lijf te jagen

    Onze dochter Rifka was nog maar net geboren of de getallen vlogen ons om de oren. We telden haar plasluiers en hoe vaak ze aan welke borst dronk. Om de haverklap namen we haar temperatuur op en de kraamverzorgende tekende overal keurige grafieken van. Het belangrijkste meetgegeven was echter het gewicht van de baby. Toen Rifka een paar dagen achter elkaar 2.980 gram woog, staarde de kraamhulp bezorgd naar haar tabellen en grafieken. Het was de bedoeling dat de baby elke dag een beetje aankwam. Was er misschien iets mis met de borstvoeding? Ze belde een lactatiekundige. De verloskundige en het consultatiebureau kwamen net die dag op huisbezoek en even later had ik drie tegenstrijdige adviezen die me allemaal even vreselijk leken. Overmand door hormonen en moeheid kroop ik huilend onder mijn dekbed en overwoog om over te stappen op flesvoeding.

    Toevallig kwam mijn vriend in de supermarkt een bevriende huisarts tegen en zij spoedde zich naar mijn kraambed. Ze grinnikte dat ik normaal toch best goed was met meetonnauwkeurigheden. Ik besefte toch wel dat het eigenlijk niet zo slim was om een pasgeboren baby elke dag te wegen en vergaande conclusies aan die momentopnames te verbinden? Gewicht schommelt in de loop van de dag en het gaat om heel kleine verschillen. Eén plasluier voor het wegen en de baby lijkt tien gram afgevallen. Mijn vriendin stelde de vraag die meer waard is dan alle tabellen met getallen bij elkaar: Had ik het gevoel dat mijn baby tevreden was? Ja, dat dacht ik eigenlijk wel. Ze plaste en poepte goed, was helder als ze wakker was en lag verder gelukzalig te slapen. Ik besloot om rustig verder te gaan met de borstvoeding en even af te wachten.

    Inmiddels is mijn dochter een halve kilo aangekomen, kan ik weer redelijk rationeel nadenken en moet ik voorzichtig lachen om mijn eigen hormonale paniek. Bij het consultatiebureau kregen we bij ons eerste bezoek zelfs complimenten dat de baby zo’n keurige groeicurve volgde. Die curve is ook een probaat middel om jonge ouders de stuipen op het lijf te jagen. Vijf grafieken beschrijven welk gewicht een kind “moet” hebben bij een bepaalde leeftijd. De middelste grafiek geeft het gemiddelde gewicht, maar omdat sommige baby’s minder gemiddeld zijn dan anderen, liggen daaronder en boven nog vier verschillende krommen. Een fraai staaltje beschrijvende statistiek, dat zo gemaakt is dat 99% van de baby’s qua gewicht tussen de twee buitenste grafieken valt.

    Het is alleen wel belangrijk om dit soort plaatjes goed te interpreteren. Per definitie zal één op de honderd baby’s buiten de grafieken vallen, en hun ouders krijgen vaak te horen dat er iets mis is. Het kostte Aziatische vrienden veel moeite om het consultatiebureau duidelijk te maken dat het niet zo gek was dat hun baby ver onder het gemiddelde bleef, zelf waren ze immers ook een kop kleiner dan de gemiddelde Nederlander.

    Een paar jaar terug ging het bij mijn zoon ook niet zo soepel. Hij zat steeds op de onderste curve voor zowel zijn lengte als gewicht, waardoor we elke keer de vraag kregen of we hem wel genoeg te eten gaven. Tot hij als éénjarige ineens gemiddeld was qua gewicht, terwijl zijn lengte onder het gemiddelde bleef. Een verpleegkundige zei verheugd dat het geweldig was dat zijn gewicht eindelijk “normaal” was. Terwijl ik uit de combinatie van grafieken concludeerde dat mijn zoon op dat moment iets te zwaar was. Maar dat ging vanzelf over toen hij even later leerde lopen. Zoals het gelukkig meestal wel goed komt met baby’s, zelfs als ze niet in de voorgeschreven tabellen en grafieken passen.

    Dit bericht verscheen op 11 april 2015 in de Volkskrant

  • Op dit moment is Lowlands in volle gang. Ik ben er niet bij, maar ik vlooide het programma door om te kijken wat ik allemaal mis. Tevergeefs zocht ik naar het onderdeel Lowlands University dat ik in vorige jaren graag bezocht: colleges van vooraanstaande wetenschappers op allerlei gebieden.

    De rolverdeling was daarbij helder: de expert stond op het podium en het publiek mocht zitten en luisteren. Op de details was van alles aan te merken, zo was het wat potsierlijk dat een pedel met toga en staf de sprekers aankondigde (“Net als in het echt”, zei de organisatie). Maar het was vooral bijzonder dat een tent volstroomde met jongeren bij lezingen over quantummechanica of het Europees parlement.

    Dit jaar was het echter tijd voor vernieuwing en Lowlands’ universiteit is gesloten. In het nieuwe onderdeel Lowlands Science vertellen wetenschappers niet meer over hun vak, maar doen ze onderzoek mét het publiek. Pedagogen van de Universiteit van Amsterdam brengen in kaart hoeveel er gezoend, gesekst en geflirt wordt op het festival. Het Nederlands Forensisch Instituut onderzoekt hoe criminelen een lijk versjouwen (waarbij bezoekers kunnen kiezen of ze liever crimineel of lijk spelen). En zo zijn er een hele reeks onderzoeken waarbij het publiek zelf aan de slag moet om de wetenschap te helpen.

    Het past in een trend om “de gewone Nederlander” actief te betrekken bij de wetenschap. Niet toevallig is het programma op Lowlands mede samengesteld door de Nationale Wetenschapsagenda. Bij deze agenda mocht iedereen vragen indienen om zo mee te bepalen waar de wetenschap zich de komende jaren op moet richten. Eindelijk kwamen de wetenschappers eens uit hun ivoren toren en luisterden ze naar het gewone volk.

    Alleen bleek het vrij lastig om als buitenstaander een nieuwe vraag te stellen. Wetenschapsjournalist Marcel Hulspas concludeerde na het lezen van een deel van de inzendingen: “Er zit niks bij wat wetenschappers ook maar een minuut aan het werk kan houden.” Wiskundige K.P. Hart maakte een sardonische blog met ingezonden vragen waarop het antwoord al lang bekend is: Is 0,9999… gelijk aan één? Bestaat het getal nul? Is het aantal mogelijke DNA-combinaties eindig? (Driemaal is het antwoord: ja.)

    Zouden de samenstellers van de wetenschapsagenda iets anders verwacht hebben? Of wilden ze vooral mensen het gevoel geven dat hun stem gehoord is? Het idee dat iedereen mee moet kunnen praten over alles is naïef. Je kunt niets verstandigs zeggen over quantummechanica of het Europees parlement zonder dat je je eerst in het onderwerp hebt verdiept. Je kunt de gewone Nederlander wel écht betrekken bij wetenschap, maar dan is de onderwerpkeuze wat beperkt en kom je al snel uit op seks of misdaad zoals nu op Lowlands Science.

    Terwijl het ook zo fijn kan zijn om niet zelf mee te doen en te luisteren naar iemand die op een bepaald gebied beter is dan jij. Op Lowlands verwacht ook niemand dat De Jeugd van Tegenwoordig aan de eerste rij vraagt of zij misschien nog wat pakkende refreinen of goede beats hebben. Dat kunnen de mannen op het podium namelijk het beste. Zo is het ook met een groot deel van de wetenschap. En je neemt het gewone publiek juist serieus door dat toe te geven.

    Dit bericht verscheen op 22 augustus 2015 in de Volkskrant.

  • Op de foto klikken geeft een grotere versie. Fotograaf: Robert Lagendijk (VPRO)

    Sinds 2015 presenteert Ionica de Nationale Wetenschapsquiz van de NWO en VPRO. De Nationale Wetenschapsquiz is een programma waarin drie teams bestaande uit een kunstenaar en een wetenschapper het tegen elkaar opnemen in een quiz over alle velden van de wetenschap.