Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Op dit moment is Lowlands in volle gang. Ik ben er niet bij, maar ik vlooide het programma door om te kijken wat ik allemaal mis. Tevergeefs zocht ik naar het onderdeel Lowlands University dat ik in vorige jaren graag bezocht: colleges van vooraanstaande wetenschappers op allerlei gebieden.

    De rolverdeling was daarbij helder: de expert stond op het podium en het publiek mocht zitten en luisteren. Op de details was van alles aan te merken, zo was het wat potsierlijk dat een pedel met toga en staf de sprekers aankondigde (“Net als in het echt”, zei de organisatie). Maar het was vooral bijzonder dat een tent volstroomde met jongeren bij lezingen over quantummechanica of het Europees parlement.

    Dit jaar was het echter tijd voor vernieuwing en Lowlands’ universiteit is gesloten. In het nieuwe onderdeel Lowlands Science vertellen wetenschappers niet meer over hun vak, maar doen ze onderzoek mét het publiek. Pedagogen van de Universiteit van Amsterdam brengen in kaart hoeveel er gezoend, gesekst en geflirt wordt op het festival. Het Nederlands Forensisch Instituut onderzoekt hoe criminelen een lijk versjouwen (waarbij bezoekers kunnen kiezen of ze liever crimineel of lijk spelen). En zo zijn er een hele reeks onderzoeken waarbij het publiek zelf aan de slag moet om de wetenschap te helpen.

    Het past in een trend om “de gewone Nederlander” actief te betrekken bij de wetenschap. Niet toevallig is het programma op Lowlands mede samengesteld door de Nationale Wetenschapsagenda. Bij deze agenda mocht iedereen vragen indienen om zo mee te bepalen waar de wetenschap zich de komende jaren op moet richten. Eindelijk kwamen de wetenschappers eens uit hun ivoren toren en luisterden ze naar het gewone volk.

    Alleen bleek het vrij lastig om als buitenstaander een nieuwe vraag te stellen. Wetenschapsjournalist Marcel Hulspas concludeerde na het lezen van een deel van de inzendingen: “Er zit niks bij wat wetenschappers ook maar een minuut aan het werk kan houden.” Wiskundige K.P. Hart maakte een sardonische blog met ingezonden vragen waarop het antwoord al lang bekend is: Is 0,9999… gelijk aan één? Bestaat het getal nul? Is het aantal mogelijke DNA-combinaties eindig? (Driemaal is het antwoord: ja.)

    Zouden de samenstellers van de wetenschapsagenda iets anders verwacht hebben? Of wilden ze vooral mensen het gevoel geven dat hun stem gehoord is? Het idee dat iedereen mee moet kunnen praten over alles is naïef. Je kunt niets verstandigs zeggen over quantummechanica of het Europees parlement zonder dat je je eerst in het onderwerp hebt verdiept. Je kunt de gewone Nederlander wel écht betrekken bij wetenschap, maar dan is de onderwerpkeuze wat beperkt en kom je al snel uit op seks of misdaad zoals nu op Lowlands Science.

    Terwijl het ook zo fijn kan zijn om niet zelf mee te doen en te luisteren naar iemand die op een bepaald gebied beter is dan jij. Op Lowlands verwacht ook niemand dat De Jeugd van Tegenwoordig aan de eerste rij vraagt of zij misschien nog wat pakkende refreinen of goede beats hebben. Dat kunnen de mannen op het podium namelijk het beste. Zo is het ook met een groot deel van de wetenschap. En je neemt het gewone publiek juist serieus door dat toe te geven.

    Dit bericht verscheen op 22 augustus 2015 in de Volkskrant.

  • Op de foto klikken geeft een grotere versie. Fotograaf: Robert Lagendijk (VPRO)

    Sinds 2015 presenteert Ionica de Nationale Wetenschapsquiz van de NWO en VPRO. De Nationale Wetenschapsquiz is een programma waarin drie teams bestaande uit een kunstenaar en een wetenschapper het tegen elkaar opnemen in een quiz over alle velden van de wetenschap.

  • Wetenschapsjournaliste Ionica Smeets wist zich in een boekenclub te wringen en verbaasde zich over hoeveel ze daar leerde. Wat ontdek je door met anderen over een roman te praten? En wat maakt een boek nu precies goed?

    In 2007 hoorde ik een nieuwe collega zeggen dat ze die avond naar haar leesclub ging. Zoiets leek me al jaren ontzettend leuk, dus vroeg ik voorzichtig wat voor boeken haar club las en of er misschien nog een plekje vrij was. Een paar weken later zat ik in een vreemde huiskamer met zes onbekenden te praten over Tirza van Arnon Grunberg. Ik vond het onmiddellijk geweldig en inmiddels zijn die leden van de leesclub mijn vrienden. Na mijn komst is overigens besloten dat de leesclub “vol” was, dus ik ben zeer blij dat ik net op tijd ben binnengeglipt.

    De opzet van deze leesclub is tamelijk geniaal. Om de beurt is één iemand de leesdictator en die bepaalt welk boek iedereen leest. Er is echter -ver voor mijn tijd- een soort schijndemocratie ingevoerd om te voorkomen dat de leesdictator een boek kiest dat iedereen haat. Nu geeft de dictator een lijstje van drie boeken en stemt de groep over wat ze wil lezen. Als er geen duidelijke winnaar is, dan beslist de dictator. Als tegenprestatie moet hij of zij voor de hele club koken en voorbereiden hoe we over het boek praten.

    Iedere dictator pakt dit anders aan. Eén man is steeds zo druk bezig met enorm lekker koken, dat hij vergeet om nog wat vragen over het boek te verzinnen. Anderen laten ons complete rollenspellen doen waarbij we elk in de huid van een personage kruipen of geven ons kaartjes met vragen als Welk gedeelte van het boek zag je het meest voor je?. En bij De walgvogel van Jan Wolkers organiseerde de leesdictator een heuse wandeling langs plekken uit het verhaal.

    Ook de keuze van de boeken gaat alle kanten op. We lezen klassiekers als Rabbit, Run van John Updike, maar ook bestsellers als Het diner van Herman Koch. Het aardige van een leesclub is dat je dingen leest die je anders nooit zou pakken. En dat je boeken uitleest die je normaal na tien pagina’s zou wegleggen. The sound and the fury van William Faulkner had ik bijvoorbeeld nooit uitgelezen zonder de groepsdruk van de leesclub. Het boek begint met tientallen pagina’s onsamenhangende flarden uit het brein van de verstandelijk gehandicapte Benjy en pas verderop in het boek vallen dingen langzaam op hun plaats.

    Leermomenten

    Het lezen van bijzondere boeken is nog maar één van de voordelen van een leesclub. In de loop van de jaren heb ik allerlei dingen geleerd doordat ik avonden lang met anderen over romans praatte. Het eerste, en de grootste winst, is dat ik meer dingen mooi vind dan vroeger, doordat ik begrijp hoe anderen ze zien. Eén van de eerste boeken die ik met de club las was The inheritance of loss van Kiran Desai. Ik vond de ellenlange natuurbeschrijvingen niet om door te komen, maar anderen bleken die juist prachtig te vinden. Zij werden door die beschrijvingen het verhaal ingezogen, omdat ze helemaal voor zich zagen hoe de hoofdpersonen leefden. Als ik nu in een ander boek zoiets lees, dan denk ik “Ida zou dit heel mooi vinden” en dan vind ik dat soort passages gek genoeg ook ineens mooi.

    Het tweede dat ik leerde, is dat iedereen iets anders uit hetzelfde verhaal haalt. Natuurlijk wist ik dat op een abstract niveau al lang, maar je krijgt het zelden zo onder je neus gewreven als in een urenlange discussie over de kwaliteiten van een boek. Onze leesclub is vrij divers en iedereen let op andere details. Huisartsen diagnosticeren enthousiast stoornissen van personages, taalkundigen ontdekken subtiele metaforen en ik ben als enige enthousiast als er een leuk getal genoemd wordt. Ook opvallend is hoe belangrijk identificatie is. Zodra een personage of situatie in een boek herkenbaar is, scoort een boek gelijk een stuk hoger. Dat was heel duidelijk zo bij Sprakeloos van Tom Lanoye, over het sterven van zijn moeder. Eén iemand uit de leesclub herkende veel van het afscheid van zijn eigen moeder en vond het een fenomenale roman. Hij werd bijna boos toen ik, nog in het gelukkige bezit van mijn moeder, kritiek op het boek durfde te geven.

    Een derde inzicht is hoe wankel je eigen mening blijkt. Aan het eind van de avond doen we altijd een rondje waarbij iedereen het boek een rapportcijfer geeft. Eén man begint daarbij steevast met een inleiding als: “Toen ik hier naartoe fietste dacht ik aan een 6, maar na de discussie neig ik naar een 8.” Het gebeurt mij ook regelmatig dat ik een boek maar zo-zo vind, tot anderen aanwijzen wat er allemaal goed aan is. Andersom kan ook: dat ik een boek geweldig vond tot de rest me attendeert op de gaten in het plot en de belabberde stijl. Over smaak valt dan niet te twisten, argumenten helpen blijkbaar wel.

    Soms vraagt onze leesclub zich af of we wel serieus genoeg zijn. Onze bijeenkomsten, zo’n vijf keer per jaar, zijn in de eerste plaats erg gezellig. Zou het niet beter zijn om louter Nobelprijswinnaars te lezen? Moeten we niet langer praten over de thema’s in het werk, verborgen symboliek of het doel van de hoofdpersoon? Maar dan nemen we snel nog een glas wijn en gaan vrolijk verder over of wij het boek nu goed vonden of niet.

    Wat is een goed boek?

    Het blijkt lastig om grip te krijgen op wat een boek goed maakt. Sommige leden van de club letten erg op stijl (niet geheel toevallig zijn dat de taalkundigen), anderen zijn gevoeliger voor plot en personages. Is een boek waar je tegenop ziet om verder te lezen automatisch slecht? Soms leest iedereen een boek lekker snel uit, maar vinden we het desondanks geen van allen echt goed (sorry Herman Koch). Soms moeten we onszelf steeds dwingen om verder te lezen, maar zijn we uiteindelijk toch enthousiast (well done, Faulkner).

    Ik heb ontdekt wat een boek voor mij goed maakt toen de bibliothecaresse uit onze club kaartjes maakte met vragen die ze op haar werk aan kinderen stelt. Eén van de vragen was: “Wat zou je veranderen aan het boek als jij de schrijver was?” Die avond antwoordde ik “Niets.” En op de terugweg op de fiets bedacht ik dat dit mijn definitie van een goed boek is. Als je er niets uit zou willen schrappen, niets aan zou willen toevoegen en geen letter zou willen veranderen. Als het onvermijdelijk is dat een boek precies zo is zoals het is. Dan is het goed. Dat denk ik nu tenminste, maar misschien verander ik na een avond discussiëren nog van mening.

    ***

    Het favoriete boek van mijn leesclub

    In de loop der jaren scoorde The road van Cormac McCarthy het hoogste bij onze boekenclub. Een vader trekt met zijn zoontje door een apocalyptisch landschap en het is (zeer kort samengevat) één grote bak ellende. Maar wat een prachtig boek. We lazen het in 2008 en het zegt iets over de kracht van het verhaal dat ik nog precies weet hoe naar ik me voelde tijdens het lezen. Eén iemand uit mijn leesclub stond destijds zelfs in de supermarkt flessen water te kopen voor als er een ramp zou gebeuren, zoveel invloed had het verhaal op haar. Het knappe van McCarthy is dat hij heel veel dreiging tussen de regels door laat voelen en allerlei dingen niet expliciet beschrijft. Daardoor kan elke lezer de details anders invullen. Zo bleken we heel verschillende ideeën te hebben over hoe de zoon in het verhaal eruit zag en hoe oud hij was. Maar boven alles heeft The road zowel een geweldige stijl, pakkende personages en genoeg materiaal om een lange avond over te praten.

    Dit bericht verscheen op woensdag 8 juli 2015 in de Volkskrant.

  • Ionica Smeets is zwanger, maar alle goedbedoelde bakerpraatjes zijn niet aan haar besteed. Ze is wetenschapsjournalist genoeg om uit te pluizen hoe het écht zit met die beweringen.

    Nu ik zwanger ben, regent het goedbedoelde tips en adviezen. Wildvreemden proberen aan de vorm van mijn buik het geslacht van mijn baby te voorspellen en vage kennissen drukken me op het hart om toch wat meer klassieke muziek te luisteren zodat ik een slim kind krijg. Net als meeste aanstaande moeders knik ik vriendelijk en laat ik al het geklets langs me heen glijden. Maar anders dan de meeste moeders duik ik ’s avonds in de wetenschappelijke studies om te kijken wat er waar is van al die bakerpraatjes. En daarom nu: vijf adviezen rond de zwangerschap die wél ergens op gebaseerd zijn.

    Niks elke dag seks
    Bij ons begon de goede raad al ver voordat ik zwanger was, omdat we enthousiast aan onze vrienden hadden verteld dat we graag een tweede kind wilden. Toen ik een paar maanden later nog niet zwanger was, kregen we allerlei handige tips, zoals “Je moet hem wel in het goede gat stoppen.” Goede tip, bedankt. Anderen zeiden dat we tijdens de vruchtbare periode vooral elke dag seks moesten hebben en het allerbelangrijkste was natuurlijk om het te doen op de dag van eisprong.

    Eerst even over die eisprong: twee weken voor de menstruatie komt er een eitje vrij dat maar één dag in de baarmoeder zit. Net op dat moment moeten er dus wat zaadcellen langskomen om het ei te bevruchten. Timing is dus tamelijk cruciaal. Het goede nieuws is dat sperma rustig een paar dagen kan overleven in het vrouwelijke lichaam. Deze feiten samen betekenen dan ook dat het vooral slim is om vóór de eisprong te vrijen. De dag ervoor geeft de beste resultaten, maar ook twee dagen van tevoren is beter dan de grote dag zelf. En de dag ná de ovulatie is volslagen zinloos, dan is het eitje alweer weg. Het meten van je lichaamstemperatuur om je eisprong te bepalen zoals sommige vrouwen doen, heeft weinig nut. Je bent eigenlijk net te laat als het eitje al is vrijgekomen. Het is slimmer om aan de hand van je vorige menstruaties uit te puzzelen op welke dag de eisprong zal vallen: twee weken voor de dag dat je je volgende menstruatie verwacht. De week daarvoor moet je dus losgaan.

    Maar elke dag seks is daarbij helemaal niet nodig, artsen adviseren juist om het om de twee of drie dagen te doen. Dat sperma zit immers wel een tijdje goed en dagelijks op commando seks hebben kan zorgen voor veel stress en dat verlaagt juist weer de kans op een geslaagde bevruchting. Dus eerst plannen en dan een beetje ontspannen. Bij ons was het overigens grappig genoeg na acht maanden proberen raak. Net toen we besloten eens een maand af te zien van schema’s en per ongeluk een romantische avond hadden op het juiste moment.

    zwangerschapsplaatje
    Illustratie Charlotte Dumortier

    Je kunt niet zien of het een meisje is (behalve bij de echo)
    Soms lijkt het alsof het raden van het geslacht van de baby een nationale volkssport is. Zodra ik mijn skinny jeans inruilde voor een zwangerschapsbroek, regende het voorspellingen. Een visagiste zei dat het met zo’n stralende huid een jongen moest zijn. Een buurvrouw riep dat de baby hoog zat en dat het dus een meisje was. Anderen hadden theorieën op basis van eetbuien, de stand van de sterren en ochtendmisselijkheid.

    Het vervelendste aan dit soort voorspellingen is dat altijd ongeveer de helft van de mensen gelijk krijgt en dat ze daarna tot vervelens toe blijven zeuren dat zij het al lang wisten. Maar zit er in één van de methodes ook maar enig bewezen resultaat?

    Zwangerschapshormonen kunnen je huid veranderen, maar dat doen ze zowel bij jongens als meisjes. Je kunt niet aan puistjes zien wat voor baby je draagt. De vorm van je buik hangt vooral af van je eigen bouw en hoeveel zwangerschappen je al hebt gehad. Ook van eetbuien en sterren is er wetenschappelijk nooit een voorspellende waarde gevonden. Het enige dat een hint geeft, is extreme zwangerschapsmisselijkheid. Vrouwen die daarvoor naar het ziekenhuis moeten, blijken iets vaker een meisje te krijgen (vrouwelijke hormonen kunnen de misselijkheid erger maken). Het verschil is klein: deze vrouwen hebben 55% kans op een meisje in plaats van de gebruikelijke 49%. Er zijn dus genoeg vrouwen met flinke zwangerschapsmisselijkheid die een zoon krijgen. Denk maar aan de arme Britse prinses Kate Middleton die een paar jaar terug doodziek was tijdens haar zwangerschap van prins George (en nu weer trouwens, maar het geslacht van haar huidige baby is nog onbekend). Het is dus onverstandig om een roze kinderkamer te bestellen alleen omdat je vaak misselijk bent.

    Gelukkig zijn al die kruidenvrouwtje-achtige voorspellingen niet meer nodig als je graag wilt weten of je een jongen of een meisje krijgt. Bij de 20 weken echo is meestal goed te zien wat het geslacht is, al wordt zelfs daarbij heel soms een piemeltje over het hoofd gezien. Wij wisten overigens al na 14 weken dat onze baby een meisje is, omdat we een genetische test lieten doen. Grappig genoeg zeiden vrienden “Dat kun je nu nog helemaal niet zien, hoor” toen we het nieuws vertelden. Alsof wij dat zomaar zouden verzinnen. Of naar de sterren hadden gekeken.

    Fuck die verhoogde kansen
    Je ziet als je zwanger bent ineens overal alarmerende berichten: “Koorts tijdens de zwangerschap verdubbelt kans op autistisch kind” of “Paracetamol slikken verhoogt de kans op een kind met ADHD.” Veel van die berichten blijken bij nadere bestudering gelukkig niet zo zorgwekkend. Ten eerste gaat het meestal om onderzoek dat een verband vond tussen twee dingen, maar dat hoeft niet te betekenen dat het één het ander veroorzaakt. Er kan best iets anders achterzitten.

    Zo toonde een Noors onderzoek een paar jaar terug aan aan dat zwangere vrouwen die geen foliumzuur slikken, vaker kinderen krijgen die op de kleuterschool een taalachterstand hebben. De conclusie die veel kranten hieruit trokken, is dat foliumzuur blijkbaar zorgt dat het taalcentrum in de hersenen beter wordt aangelegd. Nu is foliumzuur reuzebelangrijk bij de zwangerschap, maar dit verband is wat vergezocht. Uit de studie bleek namelijk dat juist moeders die zelf een taalachterstand hebben minder vaak foliumzuur slikken. Misschien geven zij die handicap wel domweg door aan hun kinderen.

    Zelfs als er een aangetoond verband is, dan blijft het begrip verhoogde kans nogal vaag. Als je bijvoorbeeld leest dat koffie drinken je kind twee keer zoveel kans geeft op een zeldzame ziekte, dan klinkt dat heel eng. Maar als zonder koffie de kans 1 op 100.000 is, dan is een dubbele kans 2 op 100.000. En dat is nu niet direct iets waarvan je wakker hoeft te liggen.

    Veel pijnlijker zijn de kansen die je te horen krijgt als je een combinatietest laat doen omdat je wilt testen op Downsyndroom. De uitslag van die test is een kans en als die groter is dan één op tweehonderd is er sprake van een verhoogde kans en volgt verder onderzoek. Een vriendin kreeg van haar arts te horen dat zij een kans van 1 op 75 had op een Downie. Zij schrok enorm, dit klonk wel heel negatief. Ze moest twee weken wachten op de uitslag van het vervolgonderzoek en vertelde huilend dat ze zich niet meer durfde te verheugen op de baby. Maar een verhoogde kans is nog geen grote kans. Van de 75 vrouwen die eenzelfde uitslag krijgen als mijn vriendin, dragen er 74 een kind zonder Down. Daarmee is de kans 98,7% dat er niets aan de hand is. Toen ik dit mijn vriendin voorrekende, was ze een stuk minder ongerust. En gelukkig bleek uiteindelijk alles oké met haar kind. Ik zou willen dat artsen die verhoogde kans wat beter uitlegden, zeker aan vrouwen die toch al tot hun kruin vol zitten met hormonen en om alles moeten huilen. Dus echt, fuck al die verhoogde kansen.

    zwangere ionica (1)

     

    Wissel Mozart in voor Aqua
    Natuurlijk doe ik alles dat ik kan doen om een gezond kind te krijgen: ik slik braaf mijn foliumzuur, drink geen alcohol en onderdruk mijn lust naar rood vlees. Zelfs de opvoeding begint nu al. De baby in mijn buik kan inmiddels aan het vruchtwater proeven wat ik heb gegeten en studies laten zien dat kinderen vast aan die smaken wennen. Wat ze al kennen uit de baarmoeder, eten ze later makkelijker. En omdat goed voorbeeld goed doet volgen, eet ik nu braaf allerlei dingen die ik zelf helemaal niet zo lekker vind zoals bloemkool en broccoli.

     

    Illustratie Claudie de Cleen

    Nu beweren kennissen dat ik ook eens wat vaker Mozart en andere klassieke muziek moet opzetten, want daar wordt mijn kind slim van. Alleen word ik altijd bloednerveus van klassieke muziek, ik luister liever iets met gitaren, pa-pa-pa-koortjes en een zanger die van enthousiasme een beetje vals zingt. Wat krijgt de baby daar überhaupt van mee in de baarmoeder? De oren ontwikkelen zich stap voor stap en zijn pas bij 36 weken helemaal klaar. Vanaf de zesde maand kan de baby wel al geluiden herkennen. Maar de baby hoort vooral het rammelen van je darmen en het pompen van je bloed. Zachte pianomuziek maakt waarschijnlijk weinig indruk.

    Bovendien is het sowieso een mythe dat kinderen slimmer worden door naar Mozart te luisteren. In mijn favoriete wetenschappelijk onderzoek ooit besloten Nieuw-Zeelandse onderzoekers deze theorie te testen met de stompzinnigste muziek die ze konden bedenken: Aqua (van de mega-hit Barbie-girl). Ze lieten twee groepen kinderen IQ-tests maken, de ene helft kreeg tussendoor sonates van Mozart te horen, de andere de stuiterpop van Aqua. En het maakte niets uit. De muziek had in beide groepen geen enkele invloed op hun testscores. Dus draai gewoon lekker wat je zelf leuk vindt, want een blije moeder levert een blij kind. En dat is wel bewezen.

    Een keizersnede is kut
    Actrice Denise Richards regelde een keizersnede tegen het einde van haar zwangerschap, omdat het handig was om niet op een spontane bevalling te wachten: “We plannen dingen graag.” Zangeres Christina Aguilera had geen zin om uit te scheuren en hield niet zo van verrassingen, dus ook zij plande haar keizersnede. In Nederland is het officieel niet toegestaan om zonder medische reden vrijwillig voor een keizersnede te kiezen, maar ook hier heb ik wel eens BN-ers horen roepen dat zij geen zin hadden om te bevallen omdat het zo onhandig en vies is. Dat is heel dom, want een bevalling is in vrijwel elk opzicht beter dan een keizersnede voor moeder én kind.

    Zelf kreeg ik aan het eind van mijn eerste zwangerschap een ernstige zwangerschapsvergitiging en mijn zoon moest met een spoedkeizersnede gehaald worden. De arts kwam dat heel voorzichtig meedelen, maar ik was op dat moment zo ziek en apathisch dat ik alles best vond. Ik besefte pas veel later hoe zwaar die keizersnede was geweest toen ik op bezoek ging bij een vriendin die drie weken daarvoor bevallen was. Zij kwam me vrolijk met de kinderwagen van het station halen, terwijl ik drie weken na mijn keizersnede al blij was als ik de trap af kon om de post te halen. Het duurde een paar maanden voordat ik weer een beetje normaal rondliep.

    Natuurlijk is het geweldig dat de keizersnede bestaat, de operatie redt jaarlijks vele levens (zoals dat van mij en mijn zoon). Maar als je kunt kiezen, dan is een bevalling toch echt een beter idee, hoe pijnlijk en naar die ook kan zijn. De harde cijfers: bij een bevalling overlijden zes van de 100.000 baby’s, na een keizersnede achttien. Dat zijn er drie keer zoveel. Deze cijfers komen uit een internationale studie waarbij alleen vrijwillige, probleemloze keizersnedes en gezonde bevallingen zijn vergeleken. Ook de moeder heeft bij een keizersnede meer kans om te overlijden dan bij een bevalling.

    En zelfs als alles relatief goed gaat, dan is het gemiddelde herstel na een keizersnede veel zwaarder, het is een zware buikoperatie. Van de vaginaal bevallen vrouwen voelt driekwart zich zes weken na hun bevalling weer fit, bij moeders met een keizersnede is dit slechts één op drie. Ook hebben vrouwen na een keizersnede vaker negatieve gedachten over zichzelf en hun kind, met alle gevolgen van dien. Kortom: een bevalling is niet per se leuk, maar een keizersnede is gewoon kut.

    Ionica Smeets is freelance wetenschapsjournalist en schrijft voor Kek Mama maandelijks over allerlei bakerpraatjes.

    Dit bericht verscheen op 15 november 2014 in Volkskrant Magazine