Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Op 30 maart 2017 gaf Ionica de Jan de Kroes-lezing op het NVVK Veiligheidscongres.

    De lezing was getiteld ‘Gelijk hebben én krijgen’ en ging over het verschil tussen het presenteren van de juiste feiten en het daadwerkelijk overtuigen van je publiek. Aan de hand van een aantal voorbeelden legde Ionica uit hoe mensen aantallen die aan hen gepresenteerd werden opvatten, en hoe ver hun opvattingen soms van de werkelijkheid liggen.

    De tekst is hier terug te lezen.

  • Vandaag is de begrafenis van Christel Smeets-Sonnenschein: mijn laatste oma. Ze was negentig en lag de laatste maanden in het ziekenhuis. Toen complicatie op complicatie volgde, werd duidelijk dat haar lichaam op was. Het afscheid van mijn oma kwam niet onverwacht en we beseffen dat weinig mensen het geluk hebben om hun negentigste verjaardag te vieren. En toch is er zoveel verdriet in mijn familie.

    Ergens denk ik: wat hadden we dan gehoopt? Dat ze zelfs de honderd zou halen? Is dat dan wél oud genoeg om te mogen sterven? Een vriend vertelde dat toen zijn oma op 102-jarige leeftijd overleed, zijn tante in de rouwadvertentie wilde zetten: ‘Veel te vroeg is van ons weggerukt…’ Daar moest ik destijds een beetje om grinniken, maar ergens kan ik het me ook wel voorstellen. Als het je eigen lieve moeder is, dan kan zelfs 102 nog als te jong voelen.

    Je merkt ook hoe je ideeën over wat ‘oud’ is langzaam veranderen als je zelf ouder wordt. Ik vroeg deze week aan mijn zesjarige zoon wat hij oud vindt. Na wat zoeken kwamen we eruit dat hij negenvijftig nog jong vindt en alles daarboven is oud. Ai.

    Toen herinnerde ik me hoe ik me als puber voelde toen mijn opa Smeets overleed op zeventigjarige leeftijd. Ik was verdrietig dat zo’n lieve opa doodging, maar vond ook dat zeventig héél oud was. Inmiddels ben ik zelf twintig jaar ouder en ben ik verontwaardigd als mensen van zeventig overlijden, omdat die nog zo jong zijn.

    Misschien mompelen sommige lezers nu hoofdschuddend dat ik nog steeds een jonkie ben dat niets snapt van de dood. Ik zou bijna een formule op gaan stellen voor de relatie tussen je eigen leeftijd en je beeld van wat oud is. Maar ik weet heel zeker dat er mensen zijn die dan hoofdschuddend zullen mompelen dat ik niets van het leven snap.

    Los van de vraag wat oud is, lijkt er een soort rangorde te zitten in toegestaan verdriet als iemand van een bepaalde leeftijd overlijdt. Een oma van zestig die sterft, is triester dan een overgrootmoeder van negentig die overlijdt. Nog verdrietiger is het als een jonge moeder van dertig wordt weggenomen. En een kind dat sterft is onverdraaglijk. Juist wat de overledenen moeten missen, geeft zoveel verdriet. Al die jaren toekomst waarin ze nog hadden kunnen leven, al die dingen die ze nooit meer zullen meemaken. Als iemand van negentig overlijdt, zijn er naast het verdriet ook de troostrijke herinneringen aan alles wat diegene was en heeft beleefd.

    Mijn oma die nu in haar kist ligt is niet alleen die uitgeputte dame van negentig. Ze is ook het meisje dat voor het eerst met haar zussen naar de kermis mag. Ze is de bakvis die verliefd wordt op mijn opa. Ze is die trotse jonge moeder die de kinderwagen met daarin mijn vader duwt. Ze is de vrouw die schaterend haar vriendinnen verslaat met het kaartspel duizenden. Zij is de lieve oma die een Mickey Mouse trui voor me breit. Ze is de weduwe die na het overlijden van haar man de hele familie meeneemt op vakantie naar een zonnig land. Zij is al die vrouwen en we huilen vandaag om alles dat ze was en om alles dat voorbij gaat.

    Deze column verscheen op 28 januari 2017 in de Volkskrant

  • Als ik een kwartje kreeg voor elke keer dat ik hoorde dat muziek kinderen slim maakt, dan kon ik inmiddels een puike piano kopen. Toen ik zwanger was, kreeg ik regelmatig de tip om veel Mozart te draaien, zodat ik een slim kind zou krijgen. Dat zocht ik destijds uit en het bleek totale onzin. Ten eerste dringt muziek nogal vervormd door in de baarmoeder en ten tweede maakt het luisteren naar klassieke muziek kinderen echt niet slimmer.

    Nu mijn kinderen alweer een paar jaar buiten mijn buik rondlopen, hoor ik regelmatig dat muziekles kinderen slimmer maakt. Overigens hoor ik dit vooral van ouders waarvan de kinderen in mini-Einsteins zijn veranderd sinds ze een instrument leren spelen.

    Op zich klinkt het heel aannemelijk dat muziekles goed is voor de ontwikkeling van kinderen. Al dat oefenen, nieuwe dingen leren, dat doet vast iets met die kinderhersenen. Er is ook een dikke stapel van studies die laten zien dat kinderen die een muziekinstrument spelen beter presteren bij taal en wiskunde op school. Sterker nog: ze zijn gemiddeld ook slimmer dan kinderen die geen instrument spelen.

    Alleen, wat veroorzaakt wat? Zijn het misschien toevallig de slimmere kinderen die vaker naar muziekles gaan? En hadden zij het niet net zo goed op school gedaan als ze in plaats daarvan op voetbal of ballet waren gegaan? Of als ze zelfs helemaal geen buitenschoolse activiteiten deden?

    Het is tamelijk zeldzaam dat training op een bepaalde vaardigheid ook vooruitgang oplevert in een ander gebied (wat ik altijd spijtig vind om te beseffen als ik wekenlang manisch een spelletje op mijn telefoon heb gespeeld en er eindelijk fokkin goed in ben).

    Wat is nu het echte effect van muziekles op kinderen? Een pas verschenen overzichtsstudie verzamelde de resultaten van bijna veertig onderzoeken naar deze vraag. In elk van deze studies werden twee vergelijkbare groepen kinderen gevolgd, waarbij de ene helft tijdens de studie aan muziekles begon en de andere helft níet. Toen de onderzoekers alle gegevens combineerden, zagen ze dat muziekles kinderen een heel klein beetje slimmer maakt en ook hun geheugen iets verbetert. Maar dat vertaalt zich niet in betere resultaten op school. En nog erger: die iets grotere slimheid en dat net wat betere geheugen zouden ook te verklaren kunnen zijn doordat een ander soort kinderen voor muziekles kiest. Daar hadden vrijwel al die studies geen rekening mee gehouden.

    De overzichtsstudie concludeert zelfs dat onderzoeken die qua methode een beetje rammelden, de meest spectaculaire resultaten gaven (zoals wel vaker trouwens, het is makkelijker om te scoren als je de regels niet volgt).

    Kortom: muziekles maakt kinderen waarschijnlijk niet slimmer. En dat is natuurlijk helemaal niet erg. Want het doel van die les is om kinderen te leren om een instrument te bespelen en muziek te maken. Dát is in de rest van hun leven misschien wel heel wat waardevoller dan een paar extra punten op een IQ-test.

    Deze column verscheen eerder in KEK Mama

  • In de aanloop naar de verkiezingen lijkt er elke vijf minuten een nieuw factcheck-initiatief te starten (1). Een paar voorbeelden: de StellingChecker wil de betrokkenheid van burgers bij media en politiek vergroten, Leidse studenten journalistiek controleren feiten op Nieuwscheckers, en Stemmingmakerij laat grafieken zien met de feiten achter veelgehoorde sentimenten.

    Ook de kranten doen lekker mee aan de factcheck-hausse. Trouw keek laatst naar het idee van Zondag met Lubach om Nederland op plaats twee te krijgen na Trump’s America first als het om handel gaat. De conclusie van Trouw: ‘Ons land is dus te klein om zich als nummer 2 bij Donald Trump te kwalificeren.’ No shit, Sherlock.

    Tijdens het RTL-debat van vorige week zaten redacteuren van NRC en Volkskrant als een malle uitspraken van de lijsttrekkers te controleren. Zo zei Jesse Klaver dat Willem van Oranje in 1581 schreef: ‘dit land zou nog geen drie dagen voortbestaan zonder godsdienstvrijheid’. Onwaar, oordeelde NRC, want het citaat dat Klaver bedoelde kwam uit 1580, was geschreven in opdracht van Willem van Oranje (in plaats van door hemzelf) en ging alleen over godsdienstvrijheid voor Calvinisten.

    Soms word ik wat moedeloos van al die factcheckers. Zou iemand door de genoemde check nu anders naar Jesse Klaver kijken? Feitelijke correctheid lijkt er sowieso niet zo toe te doen, aangezien er nu een president in het Witte Huis zit waarvan volgens lokale factcheckers 70% van zijn beweringen ‘grotendeels fout’, ‘fout’, of ‘een regelrechte leugen’ is. Dat vind ik erg en ik juich het toe dat burgers gewezen worden op onwaarheden die politici verkondigen.

    Alleen is het lastig dat veel zogenaamd harde feiten helemaal niet zo hard zijn. Er zijn definities gekozen, aannames gedaan en dingen weggelaten. Over al die keuzes valt te twisten. Hoe ga je daarmee om? Ga je als factchecker mee met de spreker e`n kijk je of de bewering klopt binnen de gekozen aannames? Of ga je ook kijken naar geldigheid van de gemaakte keuzes? Maar hoe doe je dat laatste zonder dat elke feitencheck uitmondt in een maandenlange studie?

    Soms is het belangrijker om te discussiëren over iets anders dan de feiten. Toen president Donald Trump in een interview zei dat het martelen van terroristen ‘absoluut werkt’, berichtte deze krant dat wetenschappelijke studies laten zien dat martelen juist kan leiden tot meer onbetrouwbare informatie. Maar is dat niet de verkeerde discussie? Zou je niet tegen martelen moeten pleiten, ongeacht of het werkt?

    Het is bijna alsof iemand roept: ‘De beste manier om alle peuters van Nederland te vermoorden, is om plutonium door Liga’s te mengen.’ En dat vervolgens factcheckers keurig gaan kijken of dit wel klopt door de feiten op een rijtje te zetten. Hoeveel peuters zijn er in Nederland en hoeveel daarvan eten er regelmatig Liga’s? Is er misschien een ander voedingsmiddel dat populairder is onder peuters? We willen de harde feiten! En is plutonium wel het meest geschikte manier om die kinderen te doden? Is er geen goedkoper en effectiever gif? Je kúnt het allemaal keurig checken. Maar zou je niet beter iets anders kunnen doen met dit soort uitspraken?

    1. Lieve factcheckers: dit was een grapje. Als jullie dit gaan controleren, dan zul je ontdekken dat er niet écht elke vijf minuten een nieuw initiatief bijkomt.

    Deze column verscheen op 4 maart 2017 in de Volkskrant