Dinsdag verscheen de miljoenennota en dat was natuurlijk smullen voor iemand die van getallen houdt. Een totale begroting van 284.500.000.000 euro, 4,1 miljard inkomsten uit motorrijtuigenbelasting, een overschot van 7,8 miljard en 425 miljoen voor ‘koopkrachtreparatie kwetsbare groepen’. Heerlijk, al duizelde het zelfs mij al snel van al die miljoenen en miljarden.
Gelukkig vond ik op de website van de overheid een handige poster met een samenvatting van de miljoenennota én de bijbehorende docentenhandleiding. Daarin stonden fijne opdrachten voor in de klas. In de eerste opdracht moeten leerlingen een tijd bijhouden hoe zij geld verdienen en waaraan ze het uitgeven. Bij opdracht twee gaan ze hun eigen financieel overzicht vergelijken met de miljoenennota.
Eerst moest ik daarom lachen. Scholieren hebben over het algemeen geen tig miljard uit te geven, hebben zelden inkomsten uit motorrijtuigenbelasting en doen weinig aan koopkrachtreparatie. Maar toen bedacht ik dat zo’n vergelijking al die duizelingwekkende getallen een stuk tastbaarder maakt.
Voor mezelf maakte ik een vergelijking met iemand die 28.450 euro per jaar te besteden heeft. Dat is wat te hoog voor een scholier, maar het zit aardig in de buurt van een modaal netto jaarinkomen. Als je met dat bedrag een zelfde begroting maakt als de overheid, geef je € 27.670 uit en houd je daarmee 780 euro over. In dat perspectief klinkt het begrotingsoverschot van 7,8 miljard ineens iets minder indrukwekkend. Het komt neer op 65 euro per maand sparen als je elke maand meer dan tweeduizend euro hebt om uit te geven.
Nog veel interessanter wordt het als we naar de uitgaven kijken. Herinnert u zich de 425 miljoen ‘koopkrachtreparatie kwetsbare groepen’ nog? Dat is in deze vergelijking € 42,50 op die 28.450. Dat is dus een avondje uit eten met zijn tweeën qua kostenpost.
De grootste uitgave van de overheid is zorg met €8.040, bijna één derde van het totale bedrag. Als ik dit vergelijk met mijn eigen jaarbegroting, dan zijn mijn zorgkosten gelukkig een stuk lager, zelfs als het eigen risico omhoog gaat. Op twee van overheidsuitgaven staat sociale zekerheid en arbeidsmarkt met 7.900 euro. Met een fikse afstand volgt op nummer drie onderwijs, cultuur en wetenschap met 3.540 euro.
Ik begin te vermoeden dat de miljoenennota in niets te vergelijken is met mijn persoonlijke begroting. Mijn grootste uitgaven zijn de woonlasten, maar bij de miljoenennota komt de post wonen (samen met de rijksdienst) op slechts 390 euro. En het gaat natuurlijk ook nog eens over een heel ander soort woonlasten.
Wel krijg ik door mijn vergelijking veel meer gevoel bij de grote getallen die voorbij vliegen. Als ik hoor dat defensie 8,4 miljard krijgt, dan denk in eerste instantie: ‘Wat veel.’ Omdat een miljard nu eenmaal onvoorstelbaar veel geld is. Maar als ik besef dat het 840 euro zou zijn op een jaarbedrag van 28.450 euro, dan lijkt het ineens weer een vrij bescheiden bedrag.
Kortom, het lijkt me een prima idee als scholieren hun eigen financieel overzicht gaan vergelijken met de miljoenennota. Ten slotte nog één ding: is miljoenennota niet een wat gekke naam voor een nota die over honderden miljarden gaat? Het is alsof wij ons financieel overzicht voor die € 28.450 een dubbeltjesnota zouden noemen.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant