Dit filmpje is gemaakt in samenwerking met de Volkskrant.
-
-
Deze fotostrip verscheen eerder in de New Scientist.
-
Background
This research is an investigation into the role of expert quotes in health news, specifically whether news articles containing a quote from an independent expert are less often exaggerated than articles without such a quote.
Methods
Retrospective quantitative content analysis of journal articles, press releases, and associated news articles was performed. The investigated sample are press releases on peer-reviewed health research and the associated research articles and news stories. Our sample consisted of 462 press releases and 668 news articles from the UK (2011) and 129 press releases and 185 news articles from The Netherlands (2015). We hand-coded all journal articles, press releases and news articles for correlational claims, using a well-tested codebook. The main outcome measures are types of sources that were quoted and exaggeration of correlational claims. We used counts, 2×2 tables and odds ratios to assess the relationship between presence of quotes and exaggeration of the causal claim.
Results
Overall, 99.1% of the UK press releases and 84.5% of the Dutch press releases contain at least one quote. For the associated news articles these percentages are: 88.6% in the UK and 69.7% in the Netherlands. Authors of the study are most often quoted and only 7.5% of UK and 7.0% of Dutch news articles contained a new quote by an expert source, i.e. one not provided by the press release. The relative odds that an article without an external expert quote contains an exaggeration of causality is 2.6.
Conclusions
The number of articles containing a quote from an independent expert is low, but articles that cite an external expert do contain less exaggeration.
-
De zon scheen, de magnolia’s bloeiden en in de sloot zwom een meerkoet naast een waterhoen. Wat een geluk dat ik die samen zag, want nu kon ik vrolijk melden dat ik een meerkoet en een waterhoen tegenkwam, terwijl ik die twee watervogels nooit uit elkaar kan houden. Toen ik hier een grapje over maakte op Twitter, bleken allerlei mensen hetzelfde probleem te hebben (‘Het zijn net Nick en Simon.’).
Die mensen bleken dan weer allemaal handige ezelsbruggetjes te hebben bedacht hiervoor. Zoals: de meerKOEt is zwart met wit, net als een koe en de waterHOEN heeft het rood van een haan. Iemand anders dacht bij de witte vlek aan kauwgom, dus moest het de meerkoet met de k van kauwgom zijn. Sommige geheugensteuntjes gebruikten een vreemde logica: ’Bij de vogel met het wit op de kop, zit er géén w in de naam.’ Of nog gekker: ‘De vogel met de witte bles heet in het Duits ‘Blässhuhn’ en dat is natuurlijk de meerkoet.’
Ontroerend dat allerlei mensen trucjes verzinnen om de namen van deze vogels te onthouden. Mijn promovendus Michiel Hooykaas doet onderzoek naar soortenkennis en hoe je daarover communiceert. Vorig jaar trok hij langs basisscholen om te kijken of kinderen gangbare Nederlandse dieren herkennen. Daarbij liet hij ruim 600 kinderen een waterhoen zien en slechts een schamele 0,8% wist de juiste naam te noemen. Sommige kinderen gokten op ‘koekoek’, ‘kalkoen’ of ‘waterkoe’. Michiel heeft iets te doen de komende jaren.
Kinderen herkennen exotische dieren als een giraffe makkelijker dan de ekster die op hun eigen schoolplein zit. Sterker nog, ze weten vaak zelfs meer over fantasiedieren. In 2002 lieten onderzoekers aan Britse scholieren plaatjes zien van dieren uit hun eigen omgeving, zoals een haas of een kever, en Pokémon-plaatjes met bijvoorbeeld Pikachu of Bulbasaur. Achtjarigen herkenden bijna 80% van de fictieve Pokémon-dieren en minder dan de helft van de echte dieren. De conclusie was dat natuurbeschermers heel wat kunnen leren van Pokémon.
Want je gaat meer houden van dingen die je kent en waarover je allerlei leuke feitjes weet. Ik denk nog vaak aan een column die Bas Haring pakweg tien jaar geleden schreef over ene Martin wiens prachtige uitzicht verpest werd door een stel elektriciteitsmasten pal voor zijn huis. Eerst baalde Martin daarvan, want hij zag liever bomen dan die stomme metalen masten. Maar toen deed Martin iets geniaals: hij besloot zich te verdiepen in elektriciteitsmasten, op zoek naar een zelfde schoonheid die hij wel herkende in bomen. Hij leerde dat er allemaal vormen en soorten masten bestonden. Zijn ergernis over de masten voor zijn raam verdween, hij zag er nu inderdaad een zekere schoonheid in. Als ik in het buitenland langs een gekke elektriciteitsmast rijd, dan denk ik altijd even aan die Martin en hoe hij daar vast iets leuks over zou weten.
Bas Haring concludeerde dat we iets kunnen leren van Martin: schoonheid ontdekken in allerlei gewone dingen door ons erin te verdiepen. Ik verheug me al op de volgende keer dat ik een meerkoet of een waterhoen zie zwemmen.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant
Inmiddels is de studie van Michiel Hooykaas gepubliceerd en hier te vinden.