Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Mijn dochter werd deze week 10 en ik overwoog om een woedende column te schrijven over wat Elon Musk nu weer voor krankzinnigs had gedaan. Vorig weekend stuurde hij namelijk honderdduizenden Amerikaanse ambtenaren een e-mail met de opdracht om binnen 48 uur te antwoorden met een lijstje van ongeveer vijf dingen die ze de week ervoor bereikt hadden. Wie dat niet deed, was ontslagen.

    Ik moest denken aan de Amerikaanse wiskundige die me ooit vertelde dat zij een wekelijkse planning voor haar onderzoek moest inleveren bij een hoge universiteitsmanager die ze nog nooit had gesproken. Dit was het schema dat ze inleverde:

    -Maandag: Vermoeden formuleren.
    -Dinsdag: Opzet maken voor bewijs.
    -Woensdag: Bewijs uitwerken.
    -Donderdag: Bewijs afmaken.
    -Vrijdag: Fatale fout ontdekken in bewijs.

    Elon Musk zal vast ook dit soort ironische lijstjes hebben gekregen, of lijstjes waarop vijf keer ‘staatsgeheim’ staat. Veel organisaties adviseerden hun medewerkers niets in te sturen, al zei Nasa dat medewerkers wel vast een lijstje van vijf punten moesten voorbereiden. Het is speltheorie van de bizarste soort. Hebben ambtenaren het lef om allemaal niets in te sturen? Of doen ze het toch maar uit angst hun baan kwijt te raken?

    Ik werd hier dus nogal woedend van. En ook bang, want ik dacht aan de collega die laatst opmerkte: ‘Wat in de Verenigde Staten gebeurt, krijgen wij altijd een paar jaar later ook.’ Wat voor ellende staat ons nog allemaal te wachten?

    Maar ik kan makkelijk vijf redenen geven waarom ik geen zin had om deze week een woedende column over Elon Musk te schrijven:

    Er gaan al te veel columns in deze krant over Amerika. 
    Ik kan elke week wel een woedende column over Elon Musk schrijven. 
    Ik ben bang dat ik te weinig snap van wat er gebeurt. 
    Ik schrijf liever over dingen waar ik enthousiast van word dan over dingen waar ik boos van word.
    Mijn dochter werd 10.

    En dus deed ik iets anders. Ik dacht terug aan het jaar dat ik zelf 10 werd, 1989. In mijn herinnering een zorgeloos jaar, maar toen ik het terugzocht, vond ik zo vijf dingen waar ik destijds van wakker lag:

    Ayatollah Khomeini die een fatwa uitsprak over Salman Rushdie.
    De Chinese studenten die werden gedood bij de opstand in Beijing.
    De ramp in het voetbalstadion waarbij bijna honderd mensen werden verdrukt.
    Het gat in de ozonlaag.
    De executie van Nicolae en Elena Ceauşescu, en dan vooral zijn dode hoofd op de voorpagina van De Telegraaf.

    En nu hoop ik zo dat mijn dochter in 2061 moet opzoeken waar we ons ook alweer druk om maakten in 2025. En dat zij tegen die tijd meer dingen heeft om enthousiast over te worden dan woedend.

    Deze column verscheen op 28 februari 2025 in de Volkskrant.

  • De Van der Leeuw-lezing 2024 wordt gepubliceerd als boekje, waarin ik samen met David Mitchell verschijn – er zijn dingen waar ik minder trots op ben! De verwachting is dat de boekjes snel uitverkocht zullen zijn, dus als je er eentje wilt: reserveer hem dan snel!

    Het boekje is hier te bestellen/reserveren.

  • Ook ik was geveld door de heftigste griepepidemie in jaren. Op een gegeven moment was ik niet meer ziek genoeg om de hele dag in bed te liggen, maar nog te ziek voor elke vorm van inspanning. Ik haalde ter ontspanning een legpuzzel uit de kast. Al snel bonkte er één vraag in mijn hoofd: waarom duurde het maken van deze puzzel zo eindeloos lang?

    In vakanties leg ik graag puzzels, meestal houten, van ongeveer vijfhonderd grillig gevormde stukjes met daarop bijvoorbeeld een mooie landschapsafbeelding van Ando Hiroshige. Ik heb hiervoor zelfs een speciale puzzelkoffer gekocht met daarin twee losse puzzelmatjes. Ook ruil ik puzzels met familieleden. De puzzel die ik tijdens mijn griep pakte, is van mijn stiefmoeder Ana Iris. Die was nogal anders dan wat ik normaal doe, van klassieke kartonnen stukjes en met de afbeelding van een vlindertuin vol priegelige details.

    Ik begon de stukjes op kleur neer te leggen in mijn puzzelkoffer en viste de randstukjes eruit om op een van mijn puzzelmatjes de omtrek van de puzzel te construeren. Het schoot allemaal niet op. Mijn puzzelkoffer was te klein om alle stukjes netjes naast elkaar uit te leggen. De rand bleek ook al niet te passen op mijn puzzelmat. Het drong pas vrij laat tot mijn koortsige hoofd door dat Ana Iris me een puzzel van duizend stukjes had geleend en dat die dubbel zo groot was als mijn puzzelmatje. (Later las ik dat het echtpaar Madeleine en Kent Bonsma-Fisher had berekend dat je wortel drie (ruim 1,7) maal de grootte van je puzzel nodig hebt om alle stukjes los van elkaar uit te leggen.)

    Toen de koorts langzaam zakte, vroeg ik me nog steeds af waarom deze vlindertuin me zoveel meer tijd kostte dan mijn eigen puzzels. Het waren twee keer zoveel stukjes, maar ik was inmiddels ook veel meer dan twee keer zoveel tijd ermee bezig. Toen herinnerde ik me dat lezer Hans Waltman een tijdje terug had gemaild met de vraag of het leggen van één puzzel van drieduizend stukjes net zoveel tijd kost als het maken van drie puzzels van duizend stukjes. Waltman dacht van wel, maar zijn vrouw (aan wie hij een puzzel van drieduizend stukjes had gegeven) dacht van niet.

    De Australische informaticus Michael Brand publiceerde in 2015 een wiskundig model voor het oplossen van legpuzzels. Hij concludeerde dat voor het oplossen van een puzzel met stukjes gemiddeld in de orde van n2 vergelijkingen nodig zijn om te kijken of twee stukjes aan elkaar passen. Als ik het goed begrijp (en ik moet bekennen dat ik me tijdens het lezen van zijn artikel onmiddellijk weer koortsig begon te voelen), betekent dit dat de tijd die nodig is om een puzzel op te lossen grofweg kwadratisch stijgt. En dat betekent dat een puzzel van duizend stukjes ongeveer vier keer zoveel tijd kost als een puzzel van vijfhonderd. En een puzzel van drieduizend stukjes is negen keer zo complex als een puzzel van duizend stukjes. De vrouw van Hans Waltman heeft dus gelijk. En ik heb die vlindertuin nog steeds niet af, maar ben dankbaar dat niemand mij een puzzel met drieduizend stukjes heeft gegeven.

    Deze column verscheen op 21 februari 2025 in de Volkskrant.

  • Op Nu.nl stond deze week een berichtje met de heerlijke kop: ‘Astronomen vinden grootste ‘ding’ in heelal: zo zwaar als 200 quadriljoen zonnen’. Ik plaatste een screenshot van dit bericht op Mastodon, met als bijschrift: ‘Het was een ding met iets daaraan en daar dan van die dingen aan.’

    Vervolgens kreeg ik onder meer de volgende vragen: hoeveel is een quadriljoen? Is dit wellicht een flagrant foute vertaling van het Engelse ‘quadrillion’? Maar even voor de leken, hoeveel is dat in kilo’s? Is er een dingenmotie aangenomen of een dingenwet? Zo groot, en dan nu pas gezien? Als het zo zwaar is, dan is het toch een zwart gat? Zeg, is ‘Ionica antwoordt met wiskunde’ geruisloos weer overgegaan in ‘Column’?

    Mijn antwoorden in respectievelijke volgorde: Een één met vierentwintig nullen. Ja. Ongeveer driehonderdzevenennegentigduizend achthonderd septiljoen. Fijn dat u Jeroen van Merwijks onvolprezen meezinger Ding ook paraat heeft. Ja. Nee. Ja.

    Toch nog iets uitgebreider: onze aarde weegt ongeveer 6 quadriljoen kilo, de zon weegt pakweg 1.989 quadriljoen ton, wat iets minder is dan een twee met dertig nullen. Het onderzoeksartikel dat de ontdekking van ‘het ding’ beschrijft, noemt een massa van tweehonderd biljard (een twee met zeventien nullen) keer die van onze zon.

    Dat is dus inderdaad weer eens flagrant misgegaan in de vertaling, een quadrillion heeft vijftien nullen – negen minder dan onze quadriljoen. Uit het artikel leerde ik dat ‘het ding’ een naam heeft: Quipu. En het blijkt bovendien helemaal niet één ding te zijn, maar een superstructuur bestaande uit gigantische aantallen sterrenstelsels. Quipu is niet alleen heel zwaar, maar ook enorm groot – vandaar dat het geen zwart gat is.

    Dan de laatste vraag over de vorm van deze column. In de zomer van 2023 maakte ik een zesdelige reeks waarin ik lezersvragen beantwoordde met wiskunde. Dat liep een beetje uit de hand en voor ik het wist was ik anderhalf jaar en vele tientallen afleveringen verder. De lezersvragen bleven binnenstromen, inmiddels zijn het er bijna achthonderd. Sommige vragen werden door veel mensen ingestuurd: ‘Waarom komt mijn fietsslot zo vaak tegen een spaak aan als ik mijn fiets op slot wil zetten?’, ‘Zit er een wiskundig principe achter dat de leeftijden van mijn zoon (36) en mij (63) om de zoveel jaar elkaars omgekeerde zijn?’ en ‘Hoelang duurt het voor we het nieuwste spaarboek vol hebben?’ Maar er kwamen ook elke week nieuwe, verrassende vragen binnen.

    Alleen merkte ik steeds vaker dat ik graag over onderwerpen wilde schrijven waarover nooit iemand een vraag instuurde. Ik wilde niet valsspelen door een fictieve lezer op te voeren met mijn eigen vraag of door vrienden te vragen om even iets voor me in te sturen.

    Toen opperde chef Tonie Mudde dat ik ook af en toe een column zonder vraag kon schrijven. Dat probeerde ik een paar weken geleden en ook dat liep weer eens een beetje uit de hand, want sindsdien is deze rubriek geruisloos teruggegaan naar een gewone column. Maar ook daarin zal ik geregeld uw vragen behandelen, dus blijf die vooral opsturen naar ionica@volkskrant.nl.

    Deze column verscheen op 14 februari 2025 in de Volkskrant.