Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Lieve Ionica, 

    Ik zou graag willen weten hoe ik in de liefde “de ware” vind. Ik hoopte altijd de ware te vinden en was er ook van overtuigd dat dit zou lukken. Maar ondanks vele pogingen ben ik hem nooit tegengekomen. Mijn vrienden lachen me uit en zeggen dat ik in sprookjes geloof. Is dit zo? Neemt de kans om de ware te vinden af als je ouder wordt?

    Hartelijke groeten,
    Ilse Jansen

    Beste Ilse Jansen,

    Er is niets mooiers dan geloven in de liefde. Maar het grote nadeel aan het zoeken naar de ware, is dat er hier maar één van bestaat. En die ene, unieke persoon is héél moeilijk te vinden. Stel dat u een voltijdbaan maakt van het zoeken naar de ware liefde en veertig uur per week vult met speeddates van steeds vijf minuten. Dan heeft u na veertig jaar 998.400 mogelijke partners gezien. Ongelooflijk veel, maar het is een schijntje op de miljoenen mogelijke kandidaten die er alleen al in Nederland rondlopen, om over de miljarden in de rest van de wereld nog maar te zwijgen. De kans dat u dé ware vindt, is verwaarloosbaar klein. Zelfs als u 120 wordt.

    Maar de wiskunde biedt wel degelijk hoop. Als student ging ik eens op bezoek bij een defensie-expert. Die legde met een voorbeeld uit wat het verschil is tussen zuivere wiskunde en toegepaste wiskunde. Met zuivere wiskunde kun je tijdens een vijandelijke raketaanval berekenen wat de unieke, allerbeste strategie is om je te verdedigen. Het grote nadeel aan deze methode is dat de berekening zo lang duurt dat de raket al lang is ingeslagen tegen de tijd dat je het antwoord krijgt. Met toegepaste wiskunde bereken je een benadering van die ene unieke, allerbeste verdediging, de beste die je kunt vinden in de tijd die je hebt voordat je je ook echt moet verdedigen. Die oplossing blijkt vaak behoorlijk goed. Als de allerbeste verdediging 80% kans op succes biedt (als je hem op tijd zou kunnen uitvoeren), geeft de snel berekende benadering nog steeds 72% kans op succes.

    Mijn advies is om in de liefde te denken als een toegepast wiskundige en te zoeken naar een goede benadering van de ware. Iemand die voor 90% aan de eigenschappen van de ware voldoet, is misschien wel iemand waarmee u heel gelukkig kunt worden en zo iemand is veel sneller te vinden.

    Er bestaat een elegante wiskundige methode die een grote kans oplevert dat u eindigt met zo’n goede benadering van de ware. In deze methode moet u eerst een deel van de kandidaten beoordelen, daarna kiest u de eerste die u tegenkomt die beter is dan alle voorgangers. Psycholoog Peter Todd rekende ooit allerlei varianten hiervan door en concludeerde dat een testgroep van twaalf partners doorgaans goed werkt.

    Ik weet niet hoeveel pogingen u al heeft gewaagd. Als het er veel meer zijn dan twaalf, dan is het misschien lastig om iemand te vinden die leuker is dan alle vorigen. In dat geval zou ik terugdenken aan uw eerste twaalf pogingen. En als u nu een nieuwe mogelijke liefde ontmoet, kunt u nagaan of die leuker is dan elk van de eerste twaalf. Zo ja, dan heeft u hem gevonden. Een ware.

    Deze column verscheen op 21 juli 2023 in de Volkskrant.

    Nieuwe adviesvragen zijn van harte welkom. Liefst persoonlijke vragen die op het eerste gezicht he-le-maal niets met wiskunde te maken hebben. U kunt ze insturen via ionica@volkskrant.nl.

    Lees hier ook de andere columns van de reeks.

  • Lieve Ionica,

    In oktober krijgen ik en mijn vriendin een eerste kind en er moeten, zoals bij veel eerste kinderen, flink wat knopen worden doorgehakt. Eén knoop betreft de achternaam. Nu heet mijn vriendin Smeets, evenals beide ouders, geen familie van elkaar. Hoe overtuig ik mijn vriendin om ons kind geen Smeets te noemen?

    Met vriendelijke groeten,
    Noah Frinking

    Besta Noah Frinking,

    Gefeliciteerd! Sterkte met alle knopen die moeten worden doorgehakt en de 1729 hydrofiele luiers die u moet aanschaffen.

    U heeft vier keuzes voor de achternaam van uw kind. U kunt het Frinking of Smeets noemen, maar ook Frinking-Smeets of Smeets-Frinking. Uw kind komt net iets te vroeg voor de nieuwe wet waardoor ouders allebei hun achternamen aan hun kind mogen geven. Die wet gaat per 1 januari 2024 in, maar u kunt daarna alsnog een dubbele achternaam kiezen voor uw kind geboren in 2023. Van de vier mogelijke opties is er slechts één Smeetsloos, dus u zult sterkte argumenten nodig hebben om uw vriendin te overtuigen.

    De statistieken in de familie slaan pro-Smeets uit. Bij de ouders van uw kind heet 50% Smeets en 50% Frinking. Maar van de grootouders zijn die percentages 50% en 25% (ik neem tenminste aan dat u het vermeld zou hebben als uw ouders allebei Frinking hadden geheten). Smeetsen hebben dus een meerderheidsaandeel in de (groot)ouders, dus over deze cijfers zou ik thuis niet beginnen. U boft overigens nog dat uw schoonouders niet de optie hadden om uw vriendin Smeets-Smeets te noemen.

    Misschien moet u het juist op de zeldzaamheid van de naam Frinking gooien. In de Nederlandse Familiebank kwamen er in 2007 slechts 124 Frinkings voor. Er waren 11.145 Smeetsen. Dat komt neer op ruim 89 Smeetsen voor elke Frinking!

    Wat ik heel charmant vind aan de naam Smeets, is dat het zo’n lokale familienaam is. Het is de Limburgse versie van Smit en een aanzienlijk deel van de Smeetsen woont nog steeds in Limburg. Smeets staat op de 74ste plaats van de honderd meest voorkomende familienamen in Nederland, maar in Limburg is dat de tweede plek (na Janssen).

    In Leiden kom ik zelden een andere Smeets tegen. Als ik op bezoek ga bij mijn Limburgse familie, dan kom ik langs bloemist Smeets, banketbakkerij Smeets en bouwbedrijf Smeets. Bij lezingen in Limburg vraag ik (nadat ik de vlaai opheb) altijd of er nog Smeetsen in de zaal zijn. Zelden zijn het er minder dan tien. Ook al ben ik opgegroeid in Zuid-Holland, in Limburg ben ik altijd trots om een Smeets te zijn en voelt het alsof ik thuiskom.

    Nu denkt u misschien dat dit al helemaal niet gaat helpen om uw vriendin te overtuigen. Maar ondanks dit alles, heten mijn kinderen géén Smeets. Zij kregen de achternaam van mijn vriend, die als oudste zoon van de oudste zoon de stamhouder was van zijn zeldzamere achternaam Keijzers (893 keer in de familienamendatabank).

    Kortom: ik zou het op het voortbestaan van uw familienaam gooien. En u kunt altijd voorstellen om uw kind toch een vleugje Smeets mee te geven door het Mart te noemen. Of Ionica.

    Deze column verscheen op 14 juli 2023 in de Volkskrant.

    Nieuwe adviesvragen zijn van harte welkom. Liefst persoonlijke vragen die op het eerste gezicht he-le-maal niets met wiskunde te maken hebben. U kunt ze insturen via ionica@volkskrant.nl.

    Lees hier ook de andere columns van de reeks.

  • Deze zomer komt een van mijn dromen uit. Zes zalige zomerweken lang ga ik lezersvragen beantwoorden in de adviesrubriek Lieve Ionica. Het soort vragen dat normaal verschijnt in de rubriek Wat zou u doen? in het Volkskrant Magazine (en wat steevast het eerste is dat ik op zaterdag van deze krant lees, alle actuele achtergrondartikelen, bedachtzame boekrecensies en creatieve columns van mijn collega’s ten spijt).

    Ter voorbereiding las ik de afgelopen weken het boek Dear Dolly van Dolly Alderton, die al bijna tien jaar zo’n adviesrubriek schrijft en vragen over menselijke relaties beantwoordt. Zij benadrukt dat je bij klaagbrieven vooral moet proberen om je te verplaatsen in degene over wie wordt geklaagd. Wat zou hun perspectief op het probleem zijn? Genoteerd.

    Ook verdiepte ik me in het archief van The Red Hand Files waarin fans *alles* mogen vragen aan zanger Nick Cave. Zijn antwoorden zijn soms grappig, soms wijs en soms woedend. Soms zijn ze alle drie tegelijk. Bijvoorbeeld toen iemand hem vroeg wat de jonge Nick Cave ervan gevonden zou hebben dat Cave dit jaar naar de kroning van Charles III ging: ‘De jonge Nick Cave was, met alle respect voor de jonge Nick Cave, jong en zoals veel jonge mensen, grotendeels gestoord, dus ik ben een beetje voorzichtig met hem als maatstaf te gebruiken voor wat ik wel of niet zou moeten doen. Maar hij was wel schattig, dat moet ik hem nageven. Gestoord, maar schattig.’

    Mijn rubriek zal in het wetenschapskatern verschijnen, dus ik ging ook op zoek naar adviesrubrieken met een wat academischer insteek. The Washington Post had een tijdlang een rubriek Dear Science met vragen als ‘Hoe weten we hoe oud de aarde is?’ of ‘Waarom maakt zeep dingen schoon?’ Alles goed en wel, maar dát zijn natuurlijk helemaal geen adviezen. Wel vond ik allerlei aardige adviesrubrieken geschreven door experts op het gebied van psychologie, pedagogiek en seksualiteit.

    Wat zij kunnen, kan ik ook. Ik zal deze zomer uw persoonlijke vragen beantwoorden vanuit mijn eigen expertise: wiskunde en getallen. Voor het kinderboek Rekenen voor je leven schreef ik al eerder rekenlessen over vragen van kinderen zoals ‘Hoe win ik alle spelletjes?’. Wiskunde is zo veelzijdig, daaruit kan ik ongetwijfeld goede adviezen putten voor allerlei levensproblemen.

    Mijn chef Tonie Mudde betwijfelde of ik bij elk willekeurig onderwerp iets met wiskunde kon bedenken. ‘Rabarber’ vroeg hij om me te testen – en ik mijmerde onmiddellijk over de verhouding tussen aardbeien en rabarber in een zomerse moes en hoe die verandert tijdens het koken. Even later dacht ik aan de geometrische patronen die ik eens zag in een rabarbertaart.

    Kortom: ik ben er klaar voor. Stuur uw kleine en grote adviesvragen zo snel mogelijk naar ionica@volkskrant.nl. Alles mag, zolang het maar een persoonlijke vraag is waar u echt graag antwoord op wilt. Maakt u zich vooral geen zorgen over of uw vraag wel met wiskunde is te beantwoorden. Als u uw vraag begint met Lieve Ionica, dan zorg ik deze zomer voor de rest.

    Deze column verscheen op 23 juni 2023 in de Volkskrant.

    Lees hier ook de andere columns van de reeks.

  • Vorige week zag ik de beste lezing die ik in lange tijd heb gezien. Het was bij Public Communication of Science and Technology, een grote internationale conferentie over wetenschapscommunicatie die dit jaar voor het eerst in Nederland plaatsvond. Soms is het teleurstellend dat mensen die hun werk maken van wetenschapscommunicatie niet per se toonbeelden zijn van goede communicatie in hun presentaties. Zo zag ik ook vorige week weer slides met tientallen regels piepkleine tekst, sprekers die naar hun schoenen keken terwijl ze hun verhaal mompelden, misleidende driedimensionale taartdiagrammen en een monoloog over het belang van interactie – zonder enige vorm van interactie met de aanwezigen.

    Maar gelukkig waren er ook absolute helden zoals de Australische filmmaker Sonya Pemberton, die documentaires en reportages maakt over wetenschap. In haar lezing deelde ze haar beste tips voor het communiceren over wetenschap – en ze paste haar eigen tips duidelijk toe in al haar werk, inclusief de lezing die ze in Rotterdam gaf.

    De zaal hing aan haar lippen toen ze vertelde over hoe ze jaren geleden een documentaire maakte over een Australische arts die als eerste een succesvolle zwangerschap wist te bereiken met een nieuwe ivf-behandeling. Hij vertelde enthousiast over deze wetenschappelijke doorbraak en Pemberton maakte een juichende reportage over hoe geweldig dit was. Haar reportage werd door miljoenen kijkers bekeken en ze kreeg veel complimenten voor haar werk.

    Een tijd later las Pemberton in de krant dat in Spanje de eerste levende baby geboren was dankzij deze ivf-behandeling. Ze belde de Australische wetenschapper die zij geïnterviewd had, overtuigd dat de krant een fout had gemaakt. Hij had toch het eerste succes met deze behandeling?

    De arts zei dat het nieuwsbericht klopte: dit was inderdaad voor het eerst dat er een levende baby geboren was uit deze ivf-behandeling. Pemberton, denkend aan haar eigen ronkende reportage, vroeg hem: ‘Maar u had toch al veel eerder de eerste succesvolle behandeling?’. Waarop de arts antwoordde: ‘Dat is correct. Wij hadden de eerste succesvolle zwangerschap.’ Toen besefte Pemberton dat een succesvolle zwangerschap verbijsterend genoeg níet hoeft te eindigen met een baby die levend geboren wordt. De wetenschapper was zeer precies geweest in zijn formulering en zij had niet verder gevraagd.

    Pembertons tip voor wetenschapscommunicatie: laat je niet meeslepen door je verhaal en blijf controleren of het wel klopt wat jij aanneemt (bijvoorbeeld dat een succesvolle zwangerschap eindigt met een levend geboren baby).

    Inmiddels spookt dit voorbeeld al een week door mijn hoofd. Toen ik de anekdote vertelde aan een bevriende journalist, riep zij al voor de clou: ‘Laat me raden: die Australische arts had zeker alleen een zwangerschap in muizen?’ Zij had inmiddels ook door schade en schande geleerd om goed door te vragen bij wetenschappers die vertellen over de geweldige doorbraken in hun onderzoek.

    Hierbij wil ik ook een tip geven aan wetenschappers: verschuil je niet achter feitelijk correcte, heel precieze antwoorden, waarvan je donders goed weet dat de rest van de wereld ze op een andere manier zal interpreteren.

    Deze column verscheen op 21 april 2023 in de Volkskrant.