Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Deze zomer komt een van mijn dromen uit. Zes zalige zomerweken lang ga ik lezersvragen beantwoorden in de adviesrubriek Lieve Ionica. Het soort vragen dat normaal verschijnt in de rubriek Wat zou u doen? in het Volkskrant Magazine (en wat steevast het eerste is dat ik op zaterdag van deze krant lees, alle actuele achtergrondartikelen, bedachtzame boekrecensies en creatieve columns van mijn collega’s ten spijt).

    Ter voorbereiding las ik de afgelopen weken het boek Dear Dolly van Dolly Alderton, die al bijna tien jaar zo’n adviesrubriek schrijft en vragen over menselijke relaties beantwoordt. Zij benadrukt dat je bij klaagbrieven vooral moet proberen om je te verplaatsen in degene over wie wordt geklaagd. Wat zou hun perspectief op het probleem zijn? Genoteerd.

    Ook verdiepte ik me in het archief van The Red Hand Files waarin fans *alles* mogen vragen aan zanger Nick Cave. Zijn antwoorden zijn soms grappig, soms wijs en soms woedend. Soms zijn ze alle drie tegelijk. Bijvoorbeeld toen iemand hem vroeg wat de jonge Nick Cave ervan gevonden zou hebben dat Cave dit jaar naar de kroning van Charles III ging: ‘De jonge Nick Cave was, met alle respect voor de jonge Nick Cave, jong en zoals veel jonge mensen, grotendeels gestoord, dus ik ben een beetje voorzichtig met hem als maatstaf te gebruiken voor wat ik wel of niet zou moeten doen. Maar hij was wel schattig, dat moet ik hem nageven. Gestoord, maar schattig.’

    Mijn rubriek zal in het wetenschapskatern verschijnen, dus ik ging ook op zoek naar adviesrubrieken met een wat academischer insteek. The Washington Post had een tijdlang een rubriek Dear Science met vragen als ‘Hoe weten we hoe oud de aarde is?’ of ‘Waarom maakt zeep dingen schoon?’ Alles goed en wel, maar dát zijn natuurlijk helemaal geen adviezen. Wel vond ik allerlei aardige adviesrubrieken geschreven door experts op het gebied van psychologie, pedagogiek en seksualiteit.

    Wat zij kunnen, kan ik ook. Ik zal deze zomer uw persoonlijke vragen beantwoorden vanuit mijn eigen expertise: wiskunde en getallen. Voor het kinderboek Rekenen voor je leven schreef ik al eerder rekenlessen over vragen van kinderen zoals ‘Hoe win ik alle spelletjes?’. Wiskunde is zo veelzijdig, daaruit kan ik ongetwijfeld goede adviezen putten voor allerlei levensproblemen.

    Mijn chef Tonie Mudde betwijfelde of ik bij elk willekeurig onderwerp iets met wiskunde kon bedenken. ‘Rabarber’ vroeg hij om me te testen – en ik mijmerde onmiddellijk over de verhouding tussen aardbeien en rabarber in een zomerse moes en hoe die verandert tijdens het koken. Even later dacht ik aan de geometrische patronen die ik eens zag in een rabarbertaart.

    Kortom: ik ben er klaar voor. Stuur uw kleine en grote adviesvragen zo snel mogelijk naar ionica@volkskrant.nl. Alles mag, zolang het maar een persoonlijke vraag is waar u echt graag antwoord op wilt. Maakt u zich vooral geen zorgen over of uw vraag wel met wiskunde is te beantwoorden. Als u uw vraag begint met Lieve Ionica, dan zorg ik deze zomer voor de rest.

    Deze column verscheen op 23 juni 2023 in de Volkskrant.

    Lees hier ook de andere columns van de reeks.

  • Vorige week zag ik de beste lezing die ik in lange tijd heb gezien. Het was bij Public Communication of Science and Technology, een grote internationale conferentie over wetenschapscommunicatie die dit jaar voor het eerst in Nederland plaatsvond. Soms is het teleurstellend dat mensen die hun werk maken van wetenschapscommunicatie niet per se toonbeelden zijn van goede communicatie in hun presentaties. Zo zag ik ook vorige week weer slides met tientallen regels piepkleine tekst, sprekers die naar hun schoenen keken terwijl ze hun verhaal mompelden, misleidende driedimensionale taartdiagrammen en een monoloog over het belang van interactie – zonder enige vorm van interactie met de aanwezigen.

    Maar gelukkig waren er ook absolute helden zoals de Australische filmmaker Sonya Pemberton, die documentaires en reportages maakt over wetenschap. In haar lezing deelde ze haar beste tips voor het communiceren over wetenschap – en ze paste haar eigen tips duidelijk toe in al haar werk, inclusief de lezing die ze in Rotterdam gaf.

    De zaal hing aan haar lippen toen ze vertelde over hoe ze jaren geleden een documentaire maakte over een Australische arts die als eerste een succesvolle zwangerschap wist te bereiken met een nieuwe ivf-behandeling. Hij vertelde enthousiast over deze wetenschappelijke doorbraak en Pemberton maakte een juichende reportage over hoe geweldig dit was. Haar reportage werd door miljoenen kijkers bekeken en ze kreeg veel complimenten voor haar werk.

    Een tijd later las Pemberton in de krant dat in Spanje de eerste levende baby geboren was dankzij deze ivf-behandeling. Ze belde de Australische wetenschapper die zij geïnterviewd had, overtuigd dat de krant een fout had gemaakt. Hij had toch het eerste succes met deze behandeling?

    De arts zei dat het nieuwsbericht klopte: dit was inderdaad voor het eerst dat er een levende baby geboren was uit deze ivf-behandeling. Pemberton, denkend aan haar eigen ronkende reportage, vroeg hem: ‘Maar u had toch al veel eerder de eerste succesvolle behandeling?’. Waarop de arts antwoordde: ‘Dat is correct. Wij hadden de eerste succesvolle zwangerschap.’ Toen besefte Pemberton dat een succesvolle zwangerschap verbijsterend genoeg níet hoeft te eindigen met een baby die levend geboren wordt. De wetenschapper was zeer precies geweest in zijn formulering en zij had niet verder gevraagd.

    Pembertons tip voor wetenschapscommunicatie: laat je niet meeslepen door je verhaal en blijf controleren of het wel klopt wat jij aanneemt (bijvoorbeeld dat een succesvolle zwangerschap eindigt met een levend geboren baby).

    Inmiddels spookt dit voorbeeld al een week door mijn hoofd. Toen ik de anekdote vertelde aan een bevriende journalist, riep zij al voor de clou: ‘Laat me raden: die Australische arts had zeker alleen een zwangerschap in muizen?’ Zij had inmiddels ook door schade en schande geleerd om goed door te vragen bij wetenschappers die vertellen over de geweldige doorbraken in hun onderzoek.

    Hierbij wil ik ook een tip geven aan wetenschappers: verschuil je niet achter feitelijk correcte, heel precieze antwoorden, waarvan je donders goed weet dat de rest van de wereld ze op een andere manier zal interpreteren.

    Deze column verscheen op 21 april 2023 in de Volkskrant.

  • ‘Beyoncé was de grote winnaar én ook een beetje een verliezer.’ Zo schreef de Volkskrant over de zangeres die in haar carrière een recordaantal van 32 Grammy Awards kreeg, maar nooit de Grammy voor het beste album.

    Ik moest denken aan de variant van Simpson’s paradox die ik las op de Mathstodon van wiskundige Terence Tao. Het kan zo zijn dat hoe meer flops iemand op een bepaald gebied heeft gemaakt, hoe groter de kans is dat diegene juist heel goed is op dat gebied (waarbij ik overigens niet wil impliceren dat elk album dat géén Grammy wint een flop is).

    Tao geeft een rekenvoorbeeld voor schrijvers en boeken, maar ter ere van Renaissance van Beyonce doe ik het hier met artiesten die albums maken. Omdat dit een wiskundig rekenvoorbeeld is, doen we alsof er slechts twee soorten albums bestaan: goede (‘tops’) en slechte (‘flops’). Om de redering nog verder te vereenvoudigen doen we ook alsof er slechts twee soorten artiesten bestaan. Goede artiesten maken 3/4de van de tijd tops en 1/4de flops. Bij slechte artiesten is het precies andersom: zij maken 1/4de van de tijd tops en produceren 3/4de van de tijd flops.

    Het lijkt voor de hand te liggen dat een artiest die een flinke lijst flops op zijn naam heeft, waarschijnlijk een slechte artiest is. Maar Tao laat zien waarom dit helemaal niet zo hoeft te zijn. Hij kijkt daarbij naar twee belangrijke factoren: de productiviteit van de artiest en het succes van iemands werk.

    Neem een groepje van vier artiesten die elk al dan niet goed en al dan niet productief zijn. De goede, niet zo productieve artiest produceert in totaal vier albums, waarvan er drie goed zijn. De slechte, niet zo productieve artiest maakt ook vier albums, waarvan er slechts één goed is. De goede, productieve artiest maakt in een lange carrière wel veertig albums, waarvan er dertig goed zijn en tien een flop. Een slechte, volhoudende artiest zou ook wel veertig albums willen maken, maar na een paar flops en bij een gebrek aan succes, houdt het na acht albums op. Daarvan zijn er twee goed en zes flops.

    Deze vier artiesten hebben in totaal 56 albums geproduceerd, waarvan 36 tops en twintig flops. En van die twintig flops zijn er elf gemaakt door een goede artiest. Meer dan de helft van de flops is geproduceerd door mensen die goed zijn in hun vak. Sterker nog: degene met de allermeeste flops (maar liefst tien!) is de goede, productieve artiest.

    Een reeks flops kan dus een aanwijzing zijn dat iemand juist een goede artiest is – al waarschuwt Tao aan het eind van zijn uitleg dat je hierin vooral geen oorzakelijke verband moet zien. Hij raadt mensen dan ook niet aan om te proberen een betere artiest te worden door bewust een hele reeks flops te produceren.

    Ditzelfde verschijnsel kan opduiken op allerlei terreinen waarbij je verschillen hebt in kwaliteit én selectie op successen. Nu is Terence Tao een absolute topwiskundige. Ik vraag me voorzichtig af wat voor flops hij heeft geproduceerd.

    Deze column verscheen op 17 februari 2023 in de Volkskrant.

  • Deze fotostrip is gemaakt met Ype Driessen.