‘Als een parfum voor 97 procent uit natuurlijke ingrediënten bestaat, wat is die andere 3 procent dan? Vergif?’ Het is altijd fijn als je een van je stokpaardjes voorbij hoort komen in een verhaal van iemand anders (al grap ik zelf doorgaans dat de resterende 3 procent vast ‘radioactief afval’ moet zijn). Deze week gebeurde dat bij een heerlijke lezing van jonge onderzoeker Sweeney Li over haar onderzoek naar hoe influencers meedoen aan greenwashing: producten of bedrijven groener laten lijken dan ze werkelijk zijn. Bijvoorbeeld door handig te selecteren welke informatie je wel en niet geeft. Li gaf haar lezing in Brugge tijdens het Etmaal van de Communicatiewetenschap, al jaren mijn favoriete conferentie.
Toen ik zo’n tien jaar terug overstapte van wiskunde naar wetenschapscommunicatie als onderzoeksgebied, was het alsof ik begon aan een nieuw promotietraject. Dat was – en dit is de korte versie – niet zo makkelijk. Het voelde alsof ik nergens meer echt bij hoorde. Tot Rens Vliegenthart, inmiddels hoogleraar strategische communicatie in Wageningen, bij een of ander diner naast me zat en zei dat ik maar eens naar het Etmaal van de Communicatiewetenschap moest komen.
In 2017 ging ik moederziel alleen naar die conferentie en het was nogal een cultuurshock. Bij wiskundecongressen duurden lezingen minstens een uur en was ik vaak na een minuut of tien de draad kwijt. Hier waren vooral veel korte presentaties, die allemaal van begin tot eind te volgen waren. De meeste praatjes werden gegeven door jonge onderzoekers en vrouwen waren veruit in de meerderheid. Het avondprogramma was dat jaar in poppodium 013, met korte, flitsende keynotes op het grote podium en daarna een heus dansfeest. Zoiets had ik in al die jaren bij wiskunde nog nooit meegemaakt.

Maar de allergrootste shock waren de vragen na afloop van een lezing. Bij wiskundecongressen waren die doorgaans nogal pittig en soms ronduit vijandig. Sprekers werden honend op een verschrijving gewezen, oudere professoren begonnen uitgebreid over hun eigen stokpaardjes en veel vragen waren ‘eigenlijk meer een kritische opmerking’. Bij de communicatiewetenschappers begonnen de grootste namen uit het veld hun vraag met een compliment aan de spreker. En de gestelde vragen waren vriendelijk en geïnteresseerd.
Dit was zo anders dan ik gewend was. Wat was dit voor softe bedoening? Zó werd wetenschap toch niet beter, door elkaar een beetje schouderklopjes te geven? Het duurde even voordat ik inzag dat vragen vriendelijk én inhoudelijk kunnen zijn. En dat er door constructieve vragen vaak een veel interessantere discussie ontstaat, waarin je met elkaar van gedachten kunt wisselen over theorie, methoden, resultaten en wat die betekenen.
Dit jaar reisde ik met een hele rits collega’s naar het Etmaal en kwam ik er overal bekenden tegen. Ik heb een groep gevonden waar ik graag bij wil horen. Alleen vrees ik dat jonge onderzoekers mij inmiddels als een van de oudere professoren in de zaal zien. En dus hield ik mijn stokpaardjes deze week netjes voor mezelf en begon ik na de presentatie van Sweeney Li níét over de rol van getallen, maar stelde een oprechte vraag om haar onderzoeksmethode beter te begrijpen.
Deze column verscheen op 7 februari 2025 in de Volkskrant.