Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Ga ik komende maandag voor het eerst staken tegen de bezuinigingen op het hoger onderwijs? Ik was er nog niet uit toen we met een paar collega’s spraken over de estafettestaking die komende week begint bij ons in Leiden. Mijn Finse collega Tuomas die nu bijna een jaar bij onze afdeling werkt, vroeg: ‘Hoe werkt een staking hier in Nederland eigenlijk?’ De Leidse universiteit meldde dat ze de staking steunt, maar niet dichtgaat. Daarna volgde: ‘Medewerkers van de universiteit kunnen op 10 maart vanzelfsprekend staken. Wel vragen we hen tijdig hun studenten en leidinggevenden te informeren dat zij gaan staken.’

    Tuomas vroeg zich af of dit normaal was in Nederland, in Finland zou het illegaal zijn om aan werknemers te vragen om hun staking vooraf te melden bij de werkgever. Ik had werkelijk geen idee, maar gelukkig had vakbond FNV een handige website over het stakingsrecht. Nederland volgt hierbij (net als Finland) de regels van het Europees Sociaal Handvest voor collectieve acties.

    De vakbond meldt de staking bij de werkgever en individuele werknemers hoeven niet te melden dat ze meedoen, of toestemming te vragen. Staken is een recht. Maar de onderwijsvakbond AOb voegt bij veelgestelde vragen over de staking wel aan deze uitleg toe: ‘Wel mag van jou verwacht worden dat je je werkgever tijdig in kennis stelt van je stakingsdeelname.’ Nee, want stel je eens voor dat iemand last zou hebben van de staking, dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. (Tuomas concludeerde al dat Nederlanders niet echt subtiel zijn met hun sarcasme.)

    Later bevestigde onze universiteit op de website voor medewerkers dat stakers zich niet hoefden te registreren en dat ze gewoon worden doorbetaald. Ook hier had Tuomas weer allemaal vragen bij, zoals of je wel recht hebt op loon tijdens een staking. In principe niet, al kun je dan wel een vergoeding van de vakbond krijgen. Tuomas vroeg zich af of dit dan niet eigenlijk meer een protest was dan een staking, nu onze werkgever de staking zo steunt.

    En dat bracht me naar mijn eigen ongemak met de huidige stakingen dan wel protesten. In 2017 werd WO in Actie opgericht, om te strijden voor een betere universiteit. Rens Bod, Remco Breuker en Ingrid Robeyns publiceerden een vlammend pamflet met veertig stellingen over wetenschap. Bijvoorbeeld: ‘De extreem hiërarchische structuur van de universiteit miskent de waardigheid van de leden van de academische gemeenschap’ of ‘Hogescholen verdienen de status van universiteit’. De conclusie is dat universiteiten flink zullen moeten veranderen om structurele problemen op te lossen. Voorop dit pamflet prijkte het symbool van WO in Actie: een rood vierkantje.

    Veel collega’s vonden dit destijds maar niets, die wilden bijvoorbeeld de hiërarchie maar wat graag houden zoals zij was. Maar nu dragen zij ook een rood vierkantje, als protest tegen de geplande bezuinigingen. Degenen die destijds de veranderingen probeerden tegen te houden, protesteren nu zij aan zij met de eerdere actievoerders. Ik vind dat ingewikkeld. En dat vind ik dan weer hypocriet van mezelf, want zonder fatsoenlijke financiering komen de noodzakelijke veranderingen er helemaal nooit. Dus sluit ik me maandag ook aan bij de staking, want boven alles onderschrijf ik de laatste stelling van het pamflet van Bod, Breuker en Romeyns: ‘Een andere universiteit is noodzakelijk en mogelijk.’

    Deze column verscheen op 7 maart 2025 in de Volkskrant.

  • Mijn dochter werd deze week 10 en ik overwoog om een woedende column te schrijven over wat Elon Musk nu weer voor krankzinnigs had gedaan. Vorig weekend stuurde hij namelijk honderdduizenden Amerikaanse ambtenaren een e-mail met de opdracht om binnen 48 uur te antwoorden met een lijstje van ongeveer vijf dingen die ze de week ervoor bereikt hadden. Wie dat niet deed, was ontslagen.

    Ik moest denken aan de Amerikaanse wiskundige die me ooit vertelde dat zij een wekelijkse planning voor haar onderzoek moest inleveren bij een hoge universiteitsmanager die ze nog nooit had gesproken. Dit was het schema dat ze inleverde:

    -Maandag: Vermoeden formuleren.
    -Dinsdag: Opzet maken voor bewijs.
    -Woensdag: Bewijs uitwerken.
    -Donderdag: Bewijs afmaken.
    -Vrijdag: Fatale fout ontdekken in bewijs.

    Elon Musk zal vast ook dit soort ironische lijstjes hebben gekregen, of lijstjes waarop vijf keer ‘staatsgeheim’ staat. Veel organisaties adviseerden hun medewerkers niets in te sturen, al zei Nasa dat medewerkers wel vast een lijstje van vijf punten moesten voorbereiden. Het is speltheorie van de bizarste soort. Hebben ambtenaren het lef om allemaal niets in te sturen? Of doen ze het toch maar uit angst hun baan kwijt te raken?

    Ik werd hier dus nogal woedend van. En ook bang, want ik dacht aan de collega die laatst opmerkte: ‘Wat in de Verenigde Staten gebeurt, krijgen wij altijd een paar jaar later ook.’ Wat voor ellende staat ons nog allemaal te wachten?

    Maar ik kan makkelijk vijf redenen geven waarom ik geen zin had om deze week een woedende column over Elon Musk te schrijven:

    Er gaan al te veel columns in deze krant over Amerika. 
    Ik kan elke week wel een woedende column over Elon Musk schrijven. 
    Ik ben bang dat ik te weinig snap van wat er gebeurt. 
    Ik schrijf liever over dingen waar ik enthousiast van word dan over dingen waar ik boos van word.
    Mijn dochter werd 10.

    En dus deed ik iets anders. Ik dacht terug aan het jaar dat ik zelf 10 werd, 1989. In mijn herinnering een zorgeloos jaar, maar toen ik het terugzocht, vond ik zo vijf dingen waar ik destijds van wakker lag:

    Ayatollah Khomeini die een fatwa uitsprak over Salman Rushdie.
    De Chinese studenten die werden gedood bij de opstand in Beijing.
    De ramp in het voetbalstadion waarbij bijna honderd mensen werden verdrukt.
    Het gat in de ozonlaag.
    De executie van Nicolae en Elena Ceauşescu, en dan vooral zijn dode hoofd op de voorpagina van De Telegraaf.

    En nu hoop ik zo dat mijn dochter in 2061 moet opzoeken waar we ons ook alweer druk om maakten in 2025. En dat zij tegen die tijd meer dingen heeft om enthousiast over te worden dan woedend.

    Deze column verscheen op 28 februari 2025 in de Volkskrant.

  • De Van der Leeuw-lezing 2024 wordt gepubliceerd als boekje, waarin ik samen met David Mitchell verschijn – er zijn dingen waar ik minder trots op ben! De verwachting is dat de boekjes snel uitverkocht zullen zijn, dus als je er eentje wilt: reserveer hem dan snel!

    Het boekje is hier te bestellen/reserveren.

  • Ook ik was geveld door de heftigste griepepidemie in jaren. Op een gegeven moment was ik niet meer ziek genoeg om de hele dag in bed te liggen, maar nog te ziek voor elke vorm van inspanning. Ik haalde ter ontspanning een legpuzzel uit de kast. Al snel bonkte er één vraag in mijn hoofd: waarom duurde het maken van deze puzzel zo eindeloos lang?

    In vakanties leg ik graag puzzels, meestal houten, van ongeveer vijfhonderd grillig gevormde stukjes met daarop bijvoorbeeld een mooie landschapsafbeelding van Ando Hiroshige. Ik heb hiervoor zelfs een speciale puzzelkoffer gekocht met daarin twee losse puzzelmatjes. Ook ruil ik puzzels met familieleden. De puzzel die ik tijdens mijn griep pakte, is van mijn stiefmoeder Ana Iris. Die was nogal anders dan wat ik normaal doe, van klassieke kartonnen stukjes en met de afbeelding van een vlindertuin vol priegelige details.

    Ik begon de stukjes op kleur neer te leggen in mijn puzzelkoffer en viste de randstukjes eruit om op een van mijn puzzelmatjes de omtrek van de puzzel te construeren. Het schoot allemaal niet op. Mijn puzzelkoffer was te klein om alle stukjes netjes naast elkaar uit te leggen. De rand bleek ook al niet te passen op mijn puzzelmat. Het drong pas vrij laat tot mijn koortsige hoofd door dat Ana Iris me een puzzel van duizend stukjes had geleend en dat die dubbel zo groot was als mijn puzzelmatje. (Later las ik dat het echtpaar Madeleine en Kent Bonsma-Fisher had berekend dat je wortel drie (ruim 1,7) maal de grootte van je puzzel nodig hebt om alle stukjes los van elkaar uit te leggen.)

    Toen de koorts langzaam zakte, vroeg ik me nog steeds af waarom deze vlindertuin me zoveel meer tijd kostte dan mijn eigen puzzels. Het waren twee keer zoveel stukjes, maar ik was inmiddels ook veel meer dan twee keer zoveel tijd ermee bezig. Toen herinnerde ik me dat lezer Hans Waltman een tijdje terug had gemaild met de vraag of het leggen van één puzzel van drieduizend stukjes net zoveel tijd kost als het maken van drie puzzels van duizend stukjes. Waltman dacht van wel, maar zijn vrouw (aan wie hij een puzzel van drieduizend stukjes had gegeven) dacht van niet.

    De Australische informaticus Michael Brand publiceerde in 2015 een wiskundig model voor het oplossen van legpuzzels. Hij concludeerde dat voor het oplossen van een puzzel met stukjes gemiddeld in de orde van n2 vergelijkingen nodig zijn om te kijken of twee stukjes aan elkaar passen. Als ik het goed begrijp (en ik moet bekennen dat ik me tijdens het lezen van zijn artikel onmiddellijk weer koortsig begon te voelen), betekent dit dat de tijd die nodig is om een puzzel op te lossen grofweg kwadratisch stijgt. En dat betekent dat een puzzel van duizend stukjes ongeveer vier keer zoveel tijd kost als een puzzel van vijfhonderd. En een puzzel van drieduizend stukjes is negen keer zo complex als een puzzel van duizend stukjes. De vrouw van Hans Waltman heeft dus gelijk. En ik heb die vlindertuin nog steeds niet af, maar ben dankbaar dat niemand mij een puzzel met drieduizend stukjes heeft gegeven.

    Deze column verscheen op 21 februari 2025 in de Volkskrant.