Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

Herinneringen verdichten zich als iemand dood is. Er is niemand aan wie ik meer herinneringen heb dan aan mijn moeder


Mijn moeder overleed net voor kerst. Ze is 65 geworden. Te jong, maar meer dan we hadden durven hopen toen ze anderhalf jaar geleden terminaal ziek bleek. We kregen nog wat bonustijd cadeau – maanden die ondanks alles een gouden randje hadden. Want ze was er nog, ze was er nog.

Herinneringen verdichten zich zo als iemand dood is. Allerlei dingen die met de overledene te maken hebben, komen naar boven en krijgen extra betekenis. Er is niemand aan wie ik meer herinneringen heb dan aan mijn moeder. We waren zo hecht. We zagen elkaar veel en als we niet bij elkaar waren, dan waren er lange telefoongesprekken, appjes en brieven. Deze week exporteerde ik onze appjes om ze goed te bewaren, het werd een document van van 1.814 pagina’s. In mijn hele leven heb ik nooit langer dan een week géén contact gehad met mijn moeder. De eerste dag dat ze dood was, wilde ik haar al vier keer bellen om haar te vertellen over de lieve reacties die we kregen van haar vrienden.

Herinneringen aan haar buitelen door mijn hoofd en hart. Hoe mooi ze was in de musicals waarin ze begin jaren negentig speelde. Hoe belachelijk dol ze was op cadeautjes, zowel om te krijgen als om te geven. Hoe ze mijn vrienden omarmde, ook als het rare figuren waren. Hoe ze als boekhandelaar probeerde om voor elke klant het perfecte boek te vinden. De stapels boeken die thuis altijd overal lagen. Hoe ze bijna nooit twee keer hetzelfde kookte, maar steeds iets nieuws probeerde. De stedentrips die we samen maakten en hoe we samen in Berlijn stonden te dansen bij Stereo Total. Hoe ze zich altijd met alles en iedereen bemoeide en hoe vermoeiend dat soms was, maar toch vooral heel lief.

Ze bemoeide zich natuurlijk ook met haar eigen uitvaart, we planden die samen met mijn stiefvader. Mijn moeder wilde geen kist, maar een petrolblauwe lijkwade. Geen speeches in een kille aula, maar herinneringen aan haar ophalen in een Twentse borg vol kaarsjes. Na haar dood vonden we nog een lijstje met extra wensen. Zo moesten we ‘Doe het toch maar’ van Babs Gons een rol geven. Familieleden lazen dit gedicht voor bij haar uitvaart en we zetten de laatste regels op haar rouwkaart:

‘doe het toch maar

ook nadat je tot bloedens toe

op deuren hebt geklopt die dicht voor je blijven

bouw je eigen huizen

wacht niet tot ze je uitnodigen

vier je eigen feestje

doe het toch maar

klim maar uit bed op die ochtenden dat

de vermoeidheid je hoop en ledematen lamlegt

ook als je denkt dat de wereld je niet lijkt op te merken

en nog minder zit te wachten

op jou en je verhalen

vertel ze toch maar

doe het gewoon

want ergens weet je

dat dit het enige is waardoor je

in vrede met jezelf en de wereld kan leven’

Och, dacht ik, dat is precies hoe zij in het leven stond. En het is haar allerlaatste cadeautje voor iedereen die ze achterlaat. Op de momenten waarop we niet meer weten waarvoor we het doen, zullen we haar bemoedigende stem in ons hoofd horen: ‘Doe het toch maar.’

Deze column verscheen op 7 januari 2022 in de Volkskrant.