Deze column verscheen in Delta.
Youp van ‘t Hek is cultural professor aan de TU Delft en Wim de Bie hoogleraar satire in Tilburg. Een paar jaar geleden heette een huurling als Arnon Grunberg nog gewoon een gastschrijver, maar tegenwoordig krijgt iedere gast aan de universiteit gelijk een sjieke wetenschappelijke titel. Misschien word zelfs ik zo nog eens hoogleraar, of mag Coen Vermeeren zich straks UFO-professor noemen.
Toen ik nog dagelijks tussen de wiskundigen lunchte, hoorde ik heel wat kritiek op buitengewone, bijzondere en andere mediagenieke hoogleraren. Volgens mijn collega’s maakten zij het begrip hoogleraar te schande, deze prutsers die nog nooit een onderzoeksartikel publiceerden. Zelf denk ik dat het geen kwaad kan voor de universiteit om af en toe zo’n boegbeeld aan zich te binden. De buitenwereld snapt heus wel dat zo iemand geen echte wetenschapper is.
Voor gewone hoogleraren gelden andere regels. Idealiter is hij (m/v) een uitblinker in onderzoek, onderwijs én organisatie. Ik citeer uit een recente vacature van de TU Delft: “uw wetenschappelijke kwaliteit blijkt uit een relevante publicatielijst […]. Ook heeft u aantoonbare leidinggevende ervaring in een multidisciplinaire omgeving […]. U participeert in (inter)nationale netwerken. Door inspirerende onderwijsgevende kwaliteiten weet u studenten […] te boeien.” Toe maar. En dit was nog maar een kleine selectie uit het eisenpakket. Het lijkt me vrijwel onmogelijk om al die kwaliteiten in één persoon te verenigen.
In de praktijk zie je dat de sollicitatiecommissie moet kiezen welke kwaliteiten nu echt het belangrijkst zijn. En vaak gaat de voorkeur dan naar de kandidaat met de mooiste publicaties. Want het beeld leeft dat een hoogleraar in de eerste plaats een goede onderzoeker moet zijn. Sterker nog, veel wetenschappers hebben het liefst ook een instituutsmanager, persvoorlichter en secretaresse die in Nature of Science publiceerden. Terwijl in die banen andere vaardigheden veel nuttiger zijn.
Excellent onderwijs levert in het algemeen maar weinig waardering op binnen de universiteit. Onterecht, want één van de belangrijkste taken van een hoogleraar is om ervoor te zorgen dat er na hem een nieuwe generatie goede wetenschappers komt. Maar begeleiding van studenten heeft weinig status en dus niet zo’n hoge prioriteit.
Op sombere dagen denk ik dat dit systeem zichzelf eeuwig in stand zal houden. Vooral studenten die geen begeleiding nodig hebben gaan verder in de wetenschap. Zelf zijn ze nooit begeleid, dus als zij eenmaal hoogleraar zijn, dan besteden ze niet al te veel tijd aan hun studenten. De studenten die niet in dit systeem passen, vallen af. En zo komen er nooit wetenschappers aan de universiteit die het belang van goede begeleiding inzien. Gelukkig zijn er uitzonderingen. Ik heb grote bewondering voor universitair (hoofd)docenten die nooit hoogleraar zullen worden, maar die wel jarenlang prachtige colleges geven, hun studenten tot grote hoogten opstuwen en ook nog prima artikelen publiceren. Als ik terugkijk op mijn studie, dan waren dit de mensen die de studenten inspireerden en aanmoedigden. Misschien kunnen we al die helden eens voor een weekje tot gasthoogleraar benoemen. Dan krijgen zij eindelijk het applaus dat ze verdienen.