Het is een beetje pijnlijk om toe te geven voor iemand die een rubriek over getallen schrijft, maar dit jaar leerde ik dat cijfers en feiten er voor de meeste mensen helemaal niet zoveel toe doen. Eigenlijk zou ik hier het liefst precies schrijven voor hoeveel procent van de bevolking cijfers er in welke mate toe doen, maar daarmee blijk ik dus een grote uitzondering te zijn.
Jarenlang dacht ik dat het grote probleem met cijfers was dat ze onduidelijk waren, verkeerd gebruikt, niet goed uitgelegd, of alledrie tegelijk. Maar dit jaar zag ik langzaam in dat het allemaal veel ingewikkelder ligt. Het viel me bijvoorbeeld steeds vaker op bij het vluchtelingendebat dat je met wel met cijfers kon komen, maar dat het uiteindelijk draaide om een gevoel.
Ook las ik dit jaar een overzichtsstudie over verschillende manieren van communiceren. Logisch-wetenschappelijke communicatie is gebaseerd op feiten en logische redeneringen. Dit leek mij de beste manier om uit te leggen hoe dingen in grote lijnen zitten. Een anekdote is geen bewijs, harde gegevens wil ik zien.
Maar in verhalende communicatie draait het juist om anekdotes en verhalen, van waaruit iemand zelf het grotere plaatje moet afleiden. En nu blijkt uit diverse onderzoeken dat die tweede manier van communiceren veel beter werkt. Het is makkelijker om de boodschap in de vorm van een verhaal te onthouden dan als droge feiten. Mensen zien daarnaast de kern van een anekdote als een even grote waarheid als een puur feitelijk relaas. Ineens begreep ik hoe zinloos het is om gewapend met een berg cijfers en wetenschappelijke studies in debat te gaan met iemand die zegt: “Mijn dochter wordt altijd zó druk van suiker.”
Een bevriende huisarts moest heel erg lachen toen ik haar over mijn nieuwe inzicht vertelde. Zij wist dit al lang. Als zij een patiënt wil overtuigen dat een bepaalde behandeling verstandig is, dan vertelt ze niet dat 95% van de patiënten daar baat bij heeft. Ze zegt ook niet dat het risico op bijwerkingen slechts 2% is. Nee, ze vertelt dat ze laatst een andere patiënt had met precies dezelfde problemen en dat de behandeling bij hem supergoed werkte: hij loopt inmiddels weer fluitend rond.
De doodsteek voor mijn cijferliefde kwam van een Brits rapport over hoe consumenten kijken naar antibiotica-resistentie. Het eerste slechte nieuws was dat de geïnterviewden geen idee hadden wat het probleem überhaupt is: ‘Het klinkt als iets dat verzonnen is.’ Als ze iets langer nadachten over wat het zou kunnen zijn, dan was het meest gegeven antwoord ‘dat je lichaam immuun raakt voor antibiotica als je die pillen te vaak slikt’. Oei: het probleem bij antibiotica-resistentie is juist dat bacteriën ongevoelig raken voor medicijnen. Het Britse rapport beschreef ook verschillende manieren om duidelijk te maken hoe gevaarlijk dit is. Deelnemers kregen te horen dat antibiotica-resistentie inmiddels jaarlijks wereldwijd 700.000 jaarlijks doden kost en dat er in de toekomst zelfs 10 miljoen kunnen zijn. De reacties waren onderkoeld: ’Ik denk niet dat het mij overkomt’ of ‘Ik geloof het niet, dat zijn wel heel veel mensen, alleen door bacteriën’. Ook andere feiten maken weinig indruk: ‘Zolang ik geen persoonlijk verhaal hoor, betrek ik het niet op mezelf.’
De les is duidelijk. In 2016 zal ik met nog meer anekdotes strooien om mijn getallen aan de man te brengen.
Dit bericht verscheen op 24 december 2015 in de Volkskrant